Adelbertles 6

Lekker opstarten
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Lekker opstarten

Slide 1 - Diapositive

Geef een cijfer voor afgelopen vakantie
0100000000

Slide 2 - Sondage

VANDAAG
werkwoordspelling (random tussendoor)
retorische vragen
ironie

Slide 3 - Diapositive

Wat moet op de puntjes?

Ik ... gek.
A
word
B
wordt

Slide 4 - Quiz

RETORISCHE VRAAG

Slide 5 - Diapositive

Voorbeeld van een retorische vraag

Slide 6 - Diapositive

Een moeder zegt tegen haar kind dat hardhandig met speelgoed omgaat: 'Moet dat soms kapot?'

Wat bedoelt ze hier eigenlijk mee?
A
Maak dat speelgoed maar kapot.
B
Doe eens voorzichtig met dat speelgoed.
C
Geef dat speelgoed maar aan mij.
D
Waarom maak je dat speelgoed kapot?

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Diapositive

Retorische vraag?

Weet u de weg naar het station?
A
JA
B
NEE

Slide 9 - Quiz

Wat moet op de puntjes?

Als ik dat doe, dan ... je helemaal gek.
A
word
B
wordt
C
wort

Slide 10 - Quiz

Retorische vraag?

Kun je niet een beetje uit je doppen kijken?
A
SOWIESO
B
NEE MAN

Slide 11 - Quiz

Retorische vraag?

Kun je me even helpen met die vraag?
A
Echt wel!
B
mooi niet

Slide 12 - Quiz

Retorische vraag?

Ben je wel helemaal normaal?
A
Ja, maar het antwoord is nee.
B
Ja en het antwoord is ook ja.
C
Nee, maar het antwoord is ja
D
Nee en het antwoord is ook nee.

Slide 13 - Quiz

"Wat weet jij nu van huiswerk maken?" zegt een docent tegen een leerling die nooit zijn huiswerk af heeft. Leg uit waarom dit een retorische vraag is.

Slide 14 - Question ouverte

Slide 15 - Diapositive

a. nee dat wist ik niet -> lezer nieuwsgierig

b. verwarring

c. iedereen (niemand niet), dus het is sowieso lekker (koop dit eet dit).

Slide 16 - Diapositive

Bedenk zelf een retorische vraag.

Slide 17 - Question ouverte

Wat moet op de puntjes?

Als je dit doet, dan ... je leraar gek.
A
word
B
wordt
C
wort

Slide 18 - Quiz

IRONIE

Slide 19 - Diapositive

Voorbeeld van ironie

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Welke zin kan ironie bevatten?
A
Jippie! Vandaag les over ironie!
B
Vandaag gaat de les over tekstsoorten
C
Denk je echt dat hij met zo'n cijfer over gaat?
D
Ja, geef mij maar weer de schuld.

Slide 22 - Quiz

Bedenk een situatie waarin deze zin ironisch bedoeld is: "Wat zie jij er geweldig uit!"

Slide 23 - Question ouverte

Bedenk een situatie waarin deze zin niet ironisch bedoeld is: "Wat zie jij er geweldig uit!"

Slide 24 - Question ouverte

LAATSTE QUIZVRAAG

Slide 25 - Diapositive

Wat moet op de puntjes?

Ik ... je verhaal over anti-aanbaklagen in pannen supersaai.
A
vind
B
vindt
C
vint

Slide 26 - Quiz

Einde van deze les.

Slide 27 - Diapositive