grafieken bij woordformules

1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
WiskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Deze les leer je:
Wat een woordformule is en wat variabelen zijn
Wat het stijggetal of daalgetal in een woordformule is. 
Wat het begingetal in een woordformule is. 


Slide 2 - Diapositive

Woordformules 
Lonneke: krijgt altijd € 4 voor het OV als zij naar haar werk gaat en daar verdient ze € 6 per uur als hulp bij de bakker.




Slide 3 - Diapositive

Woordformules 
Lonneke: krijgt altijd € 4 voor het OV als zij naar haar werk gaat en daar verdient ze € 6 per uur als hulp bij de bakker.

In een 'woordformule': 


Slide 4 - Diapositive

Woordformules 
Lonneke: krijgt altijd € 4 voor het OV als zij naar haar werk gaat en daar verdient ze € 6 per uur als hulp bij de bakker.

In een 'woordformule': 'inkomen in € = 4 + 6 x aantal uren'


Slide 5 - Diapositive

Woordformules 
Lonneke: krijgt altijd € 4 voor het OV als zij naar haar werk gaat en daar verdient ze € 6 per uur als hulp bij de bakker.

In een 'woordformule': 'inkomen in € = 4 + 6 x aantal uren'

Verdiensten Lonneke na 3 uur:      


Slide 6 - Diapositive

Woordformules 
Lonneke: krijgt altijd € 4 voor het OV als zij naar haar werk gaat en daar verdient ze € 6 per uur als hulp bij de bakker.

In een 'woordformule': 'inkomen in € = 4 + 6 x aantal uren'

Verdiensten Lonneke na 3 uur:      € 4 + € 6 x 3 =                                                      


Slide 7 - Diapositive

Woordformules 
Lonneke: krijgt altijd € 4 voor het OV als zij naar haar werk gaat en daar verdient ze € 6 per uur als hulp bij de bakker.

In een 'woordformule': 'inkomen in € = 4 + 6 x aantal uren'

Verdiensten Lonneke na 3 uur:      € 4 + € 6 x 3 = €22                                                         


Slide 8 - Diapositive

Woordformules 
Lonneke: krijgt altijd € 4 voor het OV als zij naar haar werk gaat en daar verdient ze € 6 per uur als hulp bij de bakker.

In een 'woordformule': 'inkomen in € = 4 + 6 x aantal uren'

Verdiensten Lonneke na 3 uur:      € 4 + € 6 x 3 = €22                                                         Let op de rekenvolgorde! 


Slide 9 - Diapositive

Begingetal en stijggetal 
Verdiensten Lonneke: in een woordformule



Slide 10 - Diapositive

Begingetal en stijggetal 
Verdiensten Lonneke: in een woordformule
Inkomsten in € = 4 + 6 x aantal uren
         



Slide 11 - Diapositive

Begingetal en stijggetal 
Verdiensten Lonneke: in een woordformule
Inkomsten in € = 4 + 6 x aantal uren
         4 --> begingetal                  



Slide 12 - Diapositive

Begingetal en stijggetal 
Verdiensten Lonneke: in een woordformule
Inkomsten in € = 4 + 6 x aantal uren
         4 --> begingetal                  6 --> stijggetal



Slide 13 - Diapositive

Begingetal en stijggetal 
Verdiensten Lonneke: in een woordformule
Inkomsten in € = 4 + 6 x aantal uren
         4 --> begingetal                  6 --> stijggetal

En er zijn twee variabelen


Slide 14 - Diapositive

Begingetal en stijggetal 
Verdiensten Lonneke: in een woordformule
Inkomsten in € = 4 + 6 x aantal uren
         4 --> begingetal                  6 --> stijggetal

En er zijn twee variabelen: dat zijn twee getallen die kunnen veranderen. 


Slide 15 - Diapositive

Begingetal en stijggetal 
Verdiensten Lonneke: in een woordformule
Inkomsten in € = 4 + 6 x aantal uren
         4 --> begingetal                  6 --> stijggetal

En er zijn twee variabelen: dat zijn twee getallen die kunnen veranderen. Hier is dat 'aantal uren' en 'verdiensten in €'.


Slide 16 - Diapositive

Woordformule:
Beltegoed in € = 25 - 0,20 x bel-tijd in minuten

Noemen we 0,20 het stijggetal of het daalgetal?
A
stijggetal
B
daalgetal

Slide 17 - Quiz

Variabelen
Kosten in € = 1,50 + 0,50 x aantal foto's --> woordformule



Slide 18 - Diapositive

Variabelen
Kosten in € = 1,50 + 0,50 x aantal foto's --> woordformule

'kosten in €' en 'aantal foto's' --> variabelen



Slide 19 - Diapositive

Variabelen
Kosten in € = 1,50 + 0,50 x aantal foto's --> woordformule

'kosten in €' en 'aantal foto's' --> variabelen

Variabelen: steeds iets anders. Dat klopt ook wel. Je vult bij het aantal foto's steeds een ander getal in. En dan krijg je ook steeds een ander bedrag voor de totale kosten in €.


Slide 20 - Diapositive

Woordformule:
lengte in cm = 55 + 3 · tijd in maanden

Wat zijn de twee variabelen van deze formule?
A
lengte in cm en tijd in maanden
B
lengte in cm en 55
C
55 en 3
D
3 en tijd in maanden

Slide 21 - Quiz


Van welke formule is het begingetal 55?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 22 - Quiz


Van welke formule is het daalgetal 2?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 23 - Quiz


Wat is het stijggetal van formule C?
A
+ 55
B
- 2
C
+ 70
D
+ 3

Slide 24 - Quiz


Welke twee variabelen zie je in formule A?
A
kosten in € tijd in dagen
B
temperatuur in ℃ tijd in minuten
C
verdiensten in € tijd in uren
D
lengte in cm tijd in maanden

Slide 25 - Quiz

Formule D: stel aantal maanden is 12
Wat is de lengte?
A
55
B
3
C
91
D
70

Slide 26 - Quiz

Van Woordformules naar Tabellen en Grafieken

De inhoud van de tank van Formule 1 auto van Max Verstappen is 250 liter. Elke kilometer gebruikt de auto 0,8 liter benzine.

Hierbij hoort de woordformule:        
inhoud
in
liters=2500,8aantal
km

Slide 27 - Diapositive

Wat is het begingetal?
inhoud
in
liters=2500,8aantal
km

Slide 28 - Question ouverte

Wat is het daalgetal?
inhoud
in
liters=2500,8aantal
km

Slide 29 - Question ouverte

Woordformule
inhoud
in
liters=2500,8aantal
km

Slide 30 - Diapositive

Woordformule
 
Tabel maken om een grafiek te tekenen:
inhoud
in
liters=2500,8aantal
km

Slide 31 - Diapositive

Woordformule
 
Tabel maken om een grafiek te tekenen:
inhoud
in
liters=2500,8aantal
km

Slide 32 - Diapositive

Woordformule
 
Tabel maken om een grafiek te tekenen:
inhoud
in
liters=2500,8aantal
km

Slide 33 - Diapositive

Woordformule
 
Tabel maken om een grafiek te tekenen:
inhoud
in
liters=2500,8aantal
km

Slide 34 - Diapositive

Woordformule
 
Tabel maken om een grafiek te tekenen:
inhoud
in
liters=2500,8aantal
km

Slide 35 - Diapositive

Woordformule
 
Tabel maken om een grafiek te tekenen:
inhoud
in
liters=2500,8aantal
km

Slide 36 - Diapositive