2021_week 49_2ha_les 1_Zeitangaben+Wiederholung K.4

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Du hast 2 min für:

• dich zu setzen
• Jacke aus
• Köpfhörer sind weg
• Handys in die Taschen
• Laptop liegt auf dem Tisch(und ist zu) 
• Schulsachen sind auf dem Tisch (Buch, Laptop, Heft, Stift usw.)!

Was machen wir heute?

• Wörter schreiben/abfragen


• Aufgabe 10+11 besprechen
• Lesson-up
• Selbständig arbeiten


• Abschluss/Hausaufgaben

Am Ende der Stunde........

kannst du die Possessivpronomen und die Personalpronomen erkennen dadurch, dass du teilnimmst an Lesson-up.

Schrijf eerst het Nederlandse woord op en daarna de Duitse vertaling erachter!

• wiskunde
• de hulp
• het bord
• het cijfer
• scheikunde
• moe


• het eindexamen
• in totaal
• muziek
• natuurkunde
• tekenen
• brutaal

Abfragen

• Mathematik
• die Hilfe
• die Tafel
• die Note
• Chemie
• müde
• das Abitur
• insgesamt
• Musik
• Physik
• zeichnen
• frech

• wiskunde
• de hulp
• het bord
• het cijfer
• scheikunde
• moe


• het eindexamen
• in totaal
• muziek
• natuurkunde
• tekenen
• brutaal

Besprechen Aufgabe 10 + 11, Seite 44

• von

• bis

•  im

•  am

• um

• am

• am

• um

• im

Wat moet je als eerste doen als je de uitgang van een woord zoekt?

1. ontleden
2. kijken naar het geslacht van het woord
3. hoort het woord bij de der-groep of ein-groep
4. naar de voorzetsels kijken

Hoe vindt je de 1e naamval het onderwerp (Nominativ) in een zin?

1. AAN/VOOR wie + gezegde + onderwerp
2. WAT + gezegde + onderwerp
3. wie of wat + gezegde

Hoe vindt je de 3e naamval het meewerkend voorwerp (Dativ) in een zin?

1. wie of wat + gezegde
2. WAT + gezegde + onderwerp
3. AAN/VOOR wie + gezegde + onderwerp

Hoe vindt je de 4e naamval het lijdend voorwerp (Akkusativ) in een zin?

1. WAT + gezegde + onderwerp
2. wie of wat + gezegde
3. AAN/VOOR wie + gezegde + onderwerp

Welk voorzetsel hoort niet bij de 4e naamval?

1. durch
2. für
3. bei
4. ohne

Welk voorzetsel hoort niet bij de 4e naamval?

1. gegen
2. ohne
3. um
4. mit

'die' im Akkusativ (4e)

1. der
2. die
3. den

'der' im Akkusativ (4e)

1. der
2. den
3. die

Welk woord hoort bij de der-Gruppe?

1. welch
2. mein
3. dein
4. ein

Welk woord hoort bij de ein-Gruppe?

1. dies
2. solch
3. manch
4. sein

(Mijn) Bruder(m) ist heute nicht in der Schule.

1. Mein
2. Dein
3. Meine
4. Deine

Kannst du (een) Kuchen(m) backen?

1. ein
2. einen
3. eine
4. einem

Hoe zeg je het persoonlijk voornaamwoord hij in de 4e naamval?

1. er
2. ihn
3. es
4. dich

Hoe zeg je het persoonlijk voornaamwoord mij in de 4e naamval?

1. dich
2. uns
3. euch
4. mich

Welk woord is een bezittelijk voornaamwoord?

1. dich
2. mein
3. uns
4. Sie

Hoe vertaal je mijn moeder?

1. meine Mutter
2. mein Mutter
3. sein Mutter
4. euere Mutter

Hoe vertaal je uw dochter?

1. Ihr Tochter
2. ihr Tochter
3. Ihre Tochter
4. ihre Tochter

Hoe herken je een zwak werkwoord?

Hoe herken je een sterk werkwoord?

Bij welke persoonlijke voornaamwoorden verandert de klinker in de tegenwoordige tijd?

1. ich, du
2. du, er, sie, es
3. wir, ihr, sie, Sie
4. ich, du, wir, sie

In welke klinker verandert de klinker a bij du, er, sie, es?

1. ä
2. o
3. ö
4. ü

In welke klinker verandert de klinker e bij du, er, sie, es?

1. a
2. ie
3. i
4. i of ie

Wat is het voltooid deelwoord van het werkwoord schlafen?

An die Arbeit

• Machen online: Test jezelf 4.1, 4.2 of 4.4

• Selbständig
  
• De eerste 5 minuten niet praten en geen vragen stellen. Daarna mag je fluisteren en vragen aan mij stellen.
• Klaar: Aufgabe 4, Seite 48. 

Hulp: 

Schema Grammatik A op bladzijde 13

Grammatik B op bladzijde 21

Grammatik C op bladzijde 22

Grammatik D op bladzijde 35

Am Ende der Stunde........

kannst du die Possessivpronomen und die Personalpronomen erkennen dadurch, dass du teilnimmst an Lesson-up.

Hausaufgaben

• Machen im Buch: Aufgabe 4+5, Seite 48/49

Je leest eerst de e-mail. Je moet zinnen vertalen die je in de tekst  terug kan vinden. In het schema moet je de 8 vragen die in de tekst staan invullen. Bij opdracht 5 moet je meerkeuzevragen over München beantwoorden.

• Lernen: Wörter Lektion 4 + 5 + 6, Seite 52/53. NL-DU und DU-NL

Abschluss

Niet inpakken - luisteren

• na startsignaal: inpakken
• wel blijven zitten - stil
• dan sluit ik de les af!
• dan: klaar :)

Tschüss, bis nächste Stunde