Rekenen afstand en tijd leerjaar 2

Tijd en snelheid.
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
MBO

Cette leçon contient 10 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Tijd en snelheid.

Slide 1 - Diapositive

Eenheden van tijd
1 millennium = 1.000 jaren
1 eeuw        = 100 jaren
1 jaar         = 4 kwartalen
1 jaar         = 12 maanden
1 jaar         = 52 weken
1 jaar         = 365 of 366 dagen
1 kwartaal   = 3 maanden
1 kwartaal   = 13 weken
1 week = 7 dagen
1 dag = 24 uren
1 dag = 1 etmaal
1 uur = 60 minuten
1 uur = 4 kwartieren
1 kwartier = 15 minuten
1 minuut = 60 seconden
1 uur = 3.600 seconden

Slide 2 - Diapositive

Rekenen met tijd
Bij rekenen met tijd moet je goed opletten.

2,45 uren is niet 2 uren en 45 min.
2,45 uren is 2 uren en 0,45 x 60 min = 2 uren en 27 min.

Zo is 3,6 jaren: 3 jaren en 0,6 x 365 = 3 jaren en 219 dagen.

Slide 3 - Diapositive

Sepp vertrekt om 10.37 uur met de trein uit Groningen.
Om 14.05 uur komt hij in Eindhoven aan.

Hoe lang duurt de treinreis?

Slide 4 - Question ouverte

Slide 5 - Vidéo

515,4 : 145 x 60 = 213,3 km/u
afstand
515,4 km
?
tijd
145 min 
60  min

Slide 6 - Diapositive

Myrthe fietst 145 min. met een gemiddelde snelheid van 22 km/u.
Hoeveel kilometer heeft Myrthe gefietst?
Rond het antwoord af op 1 decimaal.

Slide 7 - Question ouverte

3600 seconden in een uur
1000 meter in een kilometer
Dus  15 m/s is  54 km/u  (15 x 3,6)

Slide 8 - Diapositive

Hij legt 100 m af in 14,82 s. Wat was zijn gemiddelde snelheid in kilometer per uur? Rond af op 1 decimaal.

Slide 9 - Question ouverte

Huiswerk
Startrekenen Online Domein 3
Opgaven tijd en snelheid

Slide 10 - Diapositive