Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
5. Erfelijkheid en evolutie BS.3
Variatie in genotypen
Slide 1 - Diapositive
Wat leer je?
Je kan vertellen waarom er door geslachtelijke voortplanting variatie in genotypen ontstaan
Je kan vertellen wat een mutatie is
Je kan antwoord geven op deze vraag;
Waarom is geen mens precies gelijk?
Slide 2 - Diapositive
Welke vaktaalwoorden kan je al uitleggen?
Genotype
Fenotype
Variatie
Informatie
Eigenschappen
Geslachtscellen
Voortplanting
Mutatie
Slide 3 - Diapositive
Variatie in genotypen..................
Wat is waar denk je?
A
Ontstaan door verandering in het fenotype
B
Ontstaan in de nakomelingen door geslachtelijke voortplanting
Slide 4 - Quiz
Geef uitleg over deze afbeelding
Slide 5 - Diapositive
Geef uitleg over deze afbeelding
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Verschillende informatie
Je vader en moeder hebben verschillende eigenschappen. Je vader heeft bv. steil haar en je moeder krullen. Bij bevruchting komt de helft van de chromosomen van je moeder en de helft van je vader.
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Diapositive
Bestaan de chromosomen van een chromosomenpaar altijd uit dezelfde erfelijke informatie?
A
Ja
B
Nee
Slide 10 - Quiz
Wat is variatie in genotypen?
A
Een nakomeling heeft hetzelfde genotype als de ouders
B
Een nakomeling heeft hetzelfde genotype maar een ander fenotype
C
Een nakomeling heeft en ander genotype dan de ouders
Slide 11 - Quiz
Mutaties
Plotselinge verandering van het genotype (natuurlijk)
Mutagene invloeden (UV straling, röntgenstraling, sigarettenrook) zorgen voor een mutatie.
Een organisme waarbij de mutatie tot uiting komt in het genotype noemen we mutant.
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Mutatie in een lichaamscel
Vaak geen gevolgen
Mutaties in het DNA van eicellen en zaadcellen
Wel gevolgen
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Vidéo
Slide 17 - Diapositive
Wat is een mutatie?
A
Een verandering in het fenotype
B
Een verandering in het genotype
Slide 18 - Quiz
Wat heeft meer invloed? Een mutatie in een geslachtscel of een mutatie in een lichaamscel?
A
Geslachtscel
B
Lichaamscel
C
Beide evenveel
Slide 19 - Quiz
Een ander woord voor kankergezwel is:
Voorbeeld van chemische schadelijke stoffen zijn sigarettenrook en asbest. Dit is een voorbeeld van:
Mensen die ziek worden door een kankergezwel hebben:
Tumor
Mutagene invloeden
Kanker
Slide 20 - Question de remorquage
De cel wordt een kankercel en stopt niet met delen.
Zonlicht bevat UV-straling.
Er ontstaat een klompje cellen, een tumor, in je huid.