1hv - 4.3 Lezen - theorie

hfd 4 par. 3 lezen
Pak je boek en je aantekenschrift!

1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

hfd 4 par. 3 lezen
Pak je boek en je aantekenschrift!

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen hfd 4 par. 3 lezen
  • leesstrategie studerend lezen toepassen 
  • teksdoelen herkennen: informeren en vermaken
  • een schematische samenvatting maken
  • het leespubliek vaststellen
  • het uitleggend tekstverband herkennen
Deze les: opdr. 2, 3, 4 bij lesstof, opdr. 5, 6 bij tekst 1 en opdr. 7, 8 

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen hfd 4 par. 3 lezen
  • leesstrategieën herhalen
  • leesstrategie studerend lezen toepassen 

Slide 3 - Diapositive

Talent
Boek A
blz 19

Slide 4 - Diapositive

Leesstrategie "verkennend lezen" pas je toe om een eerste indruk te krijgen. Wat doe je?

Slide 5 - Question ouverte

Nauwkeurig lezen doe je als je een tekst leest om hem te BEGRIJPEN.
Wat doe je dan?

Slide 6 - Question ouverte

leesstrategieën
- verkennend lezen ("oppervlakkig" bekijken: plaatje, kopjes enz. Doel is bepalen van het onderwerp van de tekst)
- nauwkeurig  lezen (alles intensief lezen. Doel is de tekst helemaal begrijpen).

Slide 7 - Diapositive

De zeven stappen
Bekijk:
1. Titel
2. Eerste alinea
3. Tussenkopjes
4. Laatste alinea
5. Anders gedrukte woorden
6. Illustratie
7. Bronvermelding

Slide 8 - Diapositive

Het onderwerp bepalen
Na het (verkennend) lezen kun je het onderwerp van de tekst bepalen
Het onderwerp is kort geformuleerd en is geen vraag of zin die begint met een vraagwoord.

Slide 9 - Diapositive

Fout geformuleerd

Het onderwerp is
Hoe ontstaat een bijensteek?


Waarom haal je lage cijfers?
Goed geformuleerd

Het onderwerp is
Het ontstaan van een bijensteek

Redenen voor lage cijfers

Slide 10 - Diapositive

Hoe lees je als je aan het studeren bent, bijv. voor een geschiedenistoets?

Slide 11 - Question ouverte

Slide 12 - Diapositive

Studerend lezen doe je als je informatie wilt onthouden.

Waarom lees je bij studerend lezen ook nauwkeurig ?






Slide 13 - Diapositive

Leerdoelen hfd 4 par. 3 lezen
tekstdoelen herkennen: 
informeren en vermaken

Slide 14 - Diapositive

leesdoelen - tekstdoelen
Wat wil jij als lezer bereiken als je een tekst leest = leesdoel

Wat wil de schrijver met de tekst  bereiken bij de lezer = tekstdoel

Slide 15 - Diapositive

Welk doel heb jij als lezer wanneer je fictie leest?
A
je wilt geïnformeerd worden over een onderwerp
B
je wilt je vermaken

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Diapositive

Informatie geven
De lezer overtuigen van je mening
Overhalen om iets te doen of kopen
De lezer vermaken
Informeren
Overtuigen
Activeren
Amuseren

Slide 18 - Question de remorquage

Een tekstdoel
A
is wat de schrijver met de tekst wil bereiken bij de lezer
B
is wat de lezer wil bereiken met het lezen van een tekst

Slide 19 - Quiz

Welke woorden horen bij het tekstdoel INFORMEREN
A
feiten en spannend
B
verzonnen en spannend
C
feiten en controleerbaar
D
verzonnen en controleerbaar

Slide 20 - Quiz


A
informeren
B
amuseren

Slide 21 - Quiz


A
informeren
B
amuseren

Slide 22 - Quiz

Leerdoelen hfd 4 par. 3 lezen
het leespubliek vaststellen

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Lien


Slide 26 - Question ouverte

Slide 27 - Lien


Slide 28 - Question ouverte

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

De signaalwoorden ook, bovendien, eveneens, tevens, zowel ...als horen bij
A
opsommend verband
B
tegenstellend verband
C
chronologisch verband
D
toelichtend verband

Slide 31 - Quiz

De signaalwoorden intussen, terwijl, voordat en zodra horen bij
A
opsommend verband
B
tegenstellend verband
C
chronologisch verband
D
toelichtend verband

Slide 32 - Quiz

De signaalwoorden echter, evenwel, enerzijds... anderzijds horen bij
A
opsommend verband
B
tegenstellend verband
C
chronologisch verband
D
toelichtend verband

Slide 33 - Quiz

Maak de zin af:
Op de sportdag kun je kiezen uit veel sporten, zoals .....

Slide 34 - Question ouverte

De leerlingen van B1 geven altijd goede antwoorden in de onlineles met andere woorden...

Slide 35 - Question ouverte

Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Diapositive

Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor tegenstelling?
A
zoals
B
maar
C
tegenover
D
daarentegen

Slide 38 - Quiz

'zo' is een signaalwoord voor:
A
tegenstelling
B
voorbeeld
C
opsomming

Slide 39 - Quiz

Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor 'tijd'?
A
eerst
B
ten slotte
C
daarna
D
denk aan

Slide 40 - Quiz

Dus is een signaalwoord van een...
A
concluderend verband
B
redengevend verband
C
doel-middel verband
D
chronologisch verband

Slide 41 - Quiz

Wat is GEEN signaalwoord?
A
die
B
dus
C
maar
D
bovendien

Slide 42 - Quiz

Huiswerk
4.3 Lezen opdracht 14-24 maken en goed nakijken!


Slide 43 - Diapositive