Doelendag werkwoordspelling les 2 de stam en t.t.

Werkwoordspelling


- De stam van een werkwoord

- Werkwoord vervoegen in tegenwoordige tijd

1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 1-4

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Werkwoordspelling


- De stam van een werkwoord

- Werkwoord vervoegen in tegenwoordige tijd

Slide 1 - Diapositive

Hoe vind ik de stam?

Om de persoonsvorm goed te kunnen spellen, heb je de stam van het werkwoord nodig. Oftewel de ik-vorm in tegenwoordige tijd.

Dat doe je als volgt...

Slide 2 - Diapositive

Haal -en van het hele werkwoord af!

Voorbeeld:

Fietsen = fiets

Denken = denk


Maar let op!

Leren = leer

Lopen = loop

Slide 3 - Diapositive

Soms moet je de stam aanpassen..


Voorbeeld:

Graven -en = grav, maar dat is niet goed. De stam van een werkwoord eindigt nooit op een v of z.

Dus je moet de stam aanpassen.

Graven = graaf

verhuizen = verhuis

Slide 4 - Diapositive

Kijk ook hier eens naar..

Slikken = slik

Pakken = pak

Rennen = ren


De stam eindigt nooit op twee dezelfde medeklinkers.

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Het werkwoord vervoegen in de tegenwoordige tijd.

Je weet nu hoe je de stam moet schrijven.

Maar hoe zit dat nu met de persoonsvorm?


De persoonsvorm kent drie vormen:

1. Stam

2. Stam+t

3. Hele werkwoord

Slide 7 - Diapositive

... en dan?

De ik-vorm = altijd de stam

Hij/zij/het/jij = stam+t

Wij/jullie/zij = altijd hele werkwoord


Kijk goed naar de zin. Staat de zin in enkelvoud of in meervoud.

Voorbeeld:

Ik loop naar school. / Wij lopen naar school.


Slide 8 - Diapositive

Even oefenen

Slide 9 - Diapositive

Ik ..... (lezen) tegenwoordig mijn boeken op de e-reader.

Slide 10 - Question ouverte

De juryleden ...... (beoordelen) de deelnemers aan de danswedstrijd.

Slide 11 - Question ouverte

De automobilist ......... (bieden) de agent zijn excuses aan.

Slide 12 - Question ouverte

Alle deelnemers ..... (noteren) de afspraak in hun agenda.

Slide 13 - Question ouverte

Op hun huwelijksdag ....... (verrassen) de kinderen hun ouders.

Slide 14 - Question ouverte

Hij ..... (antwoorden) op alle vragen.

Slide 15 - Question ouverte

Mijn oom .... (vinden) voetbal de leukste sport.

Slide 16 - Question ouverte

Ik ... (beleven) elke dag leuke avonturen.

Slide 17 - Question ouverte

Sofie .... (verbazen) over het genomen besluit.

Slide 18 - Question ouverte

Zeynab .... (proeven) de limonade.

Slide 19 - Question ouverte

(Trekken) ..... jij een lijn op het papier?

Slide 20 - Question ouverte

Lisa ... (gaan) volgende week voor het eerst turnen.

Slide 21 - Question ouverte

Wouter .... (hebben) een nieuwe fiets.

Slide 22 - Question ouverte

Jij ..... (knutselen) elke dag.

Slide 23 - Question ouverte

(knutselen) ...... jij elke dag?

Slide 24 - Question ouverte

Ayoub .... (zijn) de snelste bij de hardloopwedstrijd.

Slide 25 - Question ouverte

Jij .... (zijn) als eerste aan de beurt.

Slide 26 - Question ouverte

Carola .... (raden) het goede antwoord.

Slide 27 - Question ouverte

(snijden) ..... jij de worst in plakjes?

Slide 28 - Question ouverte

Hoe ging deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Sondage