Werkwoordspelling middenbouw

Werkwoordspelling middenbouw
Werkwoordspelling middenbouw
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
SpellingBasisschoolGroep 5,6

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Werkwoordspelling middenbouw
Werkwoordspelling middenbouw

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Slide 3 - Vidéo

Dit zijn de regels bij sterke werkwoorden
Deze moet je uit het hoofd leren.
Bij 1 persoon, dus ik, hij, jij, zij, het meisje, de buurman --> enkelvoud
liep, sliep, zong, keek, las
Bij meer personen, dus wij, jullie, de jongens, de moeders --> meervoud
liepen, sliepen, zongen, keken, lazen

Slide 4 - Diapositive

Dit zijn de regels bij zwakke werkwoorden
1. Maak de ik-vorm
2. Staat de laatste letter in 't kofschip-x?
 ja     --> + te
 nee --> + de
3. Is het onderwerp meervoud?
 ja    --> +n

Slide 5 - Diapositive

De juf rende over de dijk.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd

Slide 6 - Quiz

Frederique kookte gisteren uitgebreid voor haar familie.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd

Slide 7 - Quiz

Volgende maand gaan/gingen we hopelijk naar de Efteling.
A
gaan
B
gingen

Slide 8 - Quiz

Vanmiddag ga/ging ik naar de tandarts.
A
ga
B
ging

Slide 9 - Quiz

Daarna ga/ging ik skeeleren.
A
ga
B
ging

Slide 10 - Quiz

fietsen (TT)
Groep 6....................zelf naar school.

Slide 11 - Question ouverte

juichen (TT)
De menigte..............voor de artiest.

Slide 12 - Question ouverte

zweven (TT)
De ballon..............hoog in de lucht.

Slide 13 - Question ouverte

fietsen (TT)
.................of ren jij naar de tennisclub.

Slide 14 - Question ouverte

Stappen verleden tijd
1. Lees de zin.
2. Zoek het onderwerp.
6. Zet de stappen in het schema en controleer.
3.Is het onderwerp enkelvoud of meervoud?
4. Haal de -en van het werkwoord. 
5. Zit de laatste letter in 'T KOFSCHIP?

Slide 15 - Diapositive

roepen(VT)
De vrouw..............naar de kinderen.

Slide 16 - Question ouverte

begeleiden(VT)
De reisleidster...........de mensen naar de bus.

Slide 17 - Question ouverte

zwemmen (VT)
De kinderen ...............lekker in het zwembad.

Slide 18 - Question ouverte

Houden (VT)
De man.............van de vrouw.

Slide 19 - Question ouverte

bonzen (VT)
Iemand.........hard op de deur.

Slide 20 - Question ouverte

worden VT
Ik...............plotseling geduwd.

Slide 21 - Question ouverte

eten VT
Groep 6 ............een komkommer.

Slide 22 - Question ouverte