2BKT Zinsontleding pv,ow,wg

Grammatica Zinsdelen
Week 9: paragraaf 2 herhaling leerjaar 1
BK: paragraaf 4 werkwoordelijk gezegde
KT: paragraaf 4 samengestelde zinnen

Week 10: paragraaf 6                      
paragraaf 8  
Week 11: Toets Grammatica Zinsdelen Cursus 5
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Grammatica Zinsdelen
Week 9: paragraaf 2 herhaling leerjaar 1
BK: paragraaf 4 werkwoordelijk gezegde
KT: paragraaf 4 samengestelde zinnen

Week 10: paragraaf 6                      
paragraaf 8  
Week 11: Toets Grammatica Zinsdelen Cursus 5

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen:
Herhaling 1: 
persoonsvorm herkennen

Herhaling 2:
onderwerp herkennen

Zelf zinnen schrijven met een 'ond' en 'pv'.

Slide 2 - Diapositive

Lesdoelen

Herhaling: de persoonsvorm herkennen.

Lesdoel BK Jullie kennen het werkwoordelijk gezegde

Lesdoel KT: Jullie kennen samengestelde zinnen.

Slide 3 - Diapositive

Stappenplan zinsdelen
  1. Persoonsvorm
  2. Zinsdelen verdelen
  3. Onderwerp: Wie /  (wat) + pv?
  4. Werkwoordelijk gezegde
  5. Lijdend voorwerp: Wat + pv/wg  + ow ?  KT

Slide 4 - Diapositive

Persoonsvorm
  1. Maak een vraagzin:  de pv komt vooraan te staan. 
  2. Zet de zin in een andere tijd: van tegenwoordige tijd naar verleden tijd. De pv is het woord dat verandert.
  3. Verander het onderwerp in meervoud of enkelvoud, de pv verandert dan ook.

Slide 5 - Diapositive

Het theater van Tilburg heeft een aanmoedigingsprijs voor elk talent.

Wat is de persoonsvorm?
timer
0:30
A
voor
B
heeft
C
theater
D
talent

Slide 6 - Quiz

De prijs wordt elk jaar uitgereikt.



PV?
timer
0:30
A
jaar
B
prijs
C
uigereikt
D
wordt

Slide 7 - Quiz

In Duitsland heeft een directeur straf gekregen.


PV?
timer
0:30

Slide 8 - Question ouverte

Wat vind jij van deze deze gebeurtenis?


pv?
timer
0:30

Slide 9 - Question ouverte

Hoe vind je de persoonsvorm in een zin?
timer
0:30

Slide 10 - Question ouverte

Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 11 - Carte mentale

 Werkwoordelijk gezegde
  • Het werkwoordelijk gezegde = alle werkwoorden in de zin.

  • De persoonsvorm is onderdeel van het werkwoordelijk gezegde.

  • Het werkwoordelijk gezegde zegt wat het onderwerp 
    ‘doet’ .


Slide 12 - Diapositive

Hoe kan ik het onderwerp van de zin vinden?
1. Zoek de persoonsvorm in de zin

2. Zoek het onderwerp (o) door: Wie of Wat voor de pv te zetten

Dus:  Wie /wat + pv?  =  onderwerp
Het onderwerp kan uit meerdere woorden bestaan.
Het blije kind viert vandaag zijn verjaardag.





Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Ontleed de volgende zinnen 
Noteer zo:
pv = 
ow = 
wg =

Slide 15 - Diapositive

Op donderdag is het restaurant bij mij om de hoek gesloten.
timer
0:40

Slide 16 - Question ouverte

Het regent nu al dagen.
timer
0:40

Slide 17 - Question ouverte

Mijn zus gaat emigreren naar Zweden.
timer
0:30

Slide 18 - Question ouverte

 Werkwoordelijk gezegde
  • Let op: het woordje te voor een heel werkwoord hoort ook bij het werkwoordelijk gezegde!

Bijvoorbeeld:
Ik heb veel te doen.
werkwoordelijk gezegde: heb te doen


Slide 19 - Diapositive

Iedereen heeft goed geleerd voor de toets
wg =
A
Faye
B
heeft geleerd
C
Faye heeft
D
heeft

Slide 20 - Quiz

Daniël gaat vakantie vieren.
wg =
A
gaat
B
Daniël
C
vieren
D
gaat vieren

Slide 21 - Quiz

Rik gaat een website ontwerpen.
wg =
A
ontwerpen
B
een website
C
gaat ontwerpen
D
Rik

Slide 22 - Quiz

Lex maakt een mooi schilderij.

Werkwoordelijk gezegde =

Slide 23 - Question ouverte

Lex kan heel mooi schilderen.

Werkwoordelijk gezegde =

Slide 24 - Question ouverte

Lotas heeft gele en blauwe bloemen geschilderd.

Werkwoordelijk gezegde =

Slide 25 - Question ouverte

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
werkwoordelijk gezegde
Cheyenne
heeft
haar werk
goed
gedaan

Slide 26 - Question de remorquage

Samengestelde zinnen
Twee zinnen die samengevoegd zijn met een signaalwoord (voegwoord) zijn samengestelde zinnen.

We doen aan het eind van de dag een spel.
Iedereen heeft het werk af.
We doen aan het eind van de dag een spel, omdat iedereen het werk af heeft.

Slide 27 - Diapositive

samengestelde zinnen
Ik ga naar de dokter. Ik voel me ziek.
Ik ga naar de dokter, omdat ik me ziek voel.
Omdat ik me ziek voel, ga ik naar de dokter. 

Een zin kan ook beginnen met het voegwoord. Tussen de 2 persoonsvormen staat dan altijd een komma. 

Slide 28 - Diapositive

We doen aan het eind van de dag een spel, omdat iedereen het werk af heeft. pv =
A
doen, spel
B
doen, heeft
C
doen, iedereen
D
doen, werk

Slide 29 - Quiz

Pv vinden
In een samengestelde zin gebruik je de tijdproef om de persoonsvormen te vinden.
Hoe zat dat ook al weer?

Slide 30 - Diapositive

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
werkwoordelijk gezegde
Senna
moet
hard
lachen

Slide 31 - Question de remorquage

Juul gaf haar vriendin een cadeaubon, omdat zij haar rijbewijs had gehaald.
Signaalwoord/voegwoord?
A
cadeaubon
B
omdat
C
had
D
gehaald

Slide 32 - Quiz

Juul gaf haar vriendin een cadeaubon, omdat zij haar rijbewijs had gehaald.
PV?
A
gaf, had, gehaald
B
gaf, had
C
gaf, rijbewijs, gehaald
D
had, gehaald

Slide 33 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
werkwoordelijk gezegde
Alvaro
zit
met
zijn haar
te
spelen

Slide 34 - Question de remorquage

Ik kan al goed de pv en het werkwoordelijk gezegde in een zin aanwijzen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 35 - Sondage

Huiswerk
Grammatica Cursus 5
paragraaf 4: Werkwoordelijk gezegde
paragraaf 4: Samengestelde zinnen

Slide 36 - Diapositive

Maken opdracht 3 ( blz 212)
Klaar? Nakijken!
Dan: Numo, lezen of boekopdracht. 
Let op: Boekopdracht uiterlijk 14 februari inleveren!

Slide 37 - Diapositive