Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Welkom bij Mens & Maatschappij
Slide 1 - Diapositive
Programma
Herhalen
Paragraaf 5.2 Wat wordt de prijs?
Huiswerk controle
Planning mondelinge overhoring
Klassikaal afsluiten
Slide 2 - Diapositive
Waterborg Sportartikelen is sponsor van de plaatselijke sportvereniging. Is dit een vorm van marketing?
A
Ja, want het is een manier om meer klanten te krijgen.
B
Ja, want het is een manier om meer producten in te kopen.
C
Nee, want het is een manier om klanten weg te houden.
D
Nee, want het is een manier om meer producten te verkopen.
Slide 3 - Quiz
Met welke vorm van marketing bereik je de meeste jongeren?
A
reclame via de radio
B
reclame via de televisie
C
reclame via internet
Slide 4 - Quiz
Consumenten zorgen voor
A
aanbod
B
vraag
Slide 5 - Quiz
Op de rommelmarkt verkoop je oude spullen. Je zorgt voor
A
aanbod
B
vraag
Slide 6 - Quiz
Wat kunnen ondernemers in vakantiegebieden doen met deze informatie?
Zij kunnen ervoor zorgen dat er meer ... komen.
Slide 7 - Diapositive
Vul in: aanbod/markt/marketing/vraag
Een winkel is een voorbeeld van een ... .
Dit is een plaats waar de winkel zorgt voor het ... en de klanten die iets kopen zorgen voor de ... . Als een winkel de vraag wil vergroten, kan hij gebruik maken van ... .
Slide 8 - Diapositive
Vul in: aanbod/markt/marketing/vraag
Een winkel is een voorbeeld van een markt .
Dit is een plaats waar de winkel zorgt voor het aanbod en de klanten die iets kopen zorgen voor de vraag . Als een winkel de vraag wil vergroten, kan hij gebruik maken van marketing .
Slide 9 - Diapositive
In Den Haag zijn 248.500 woningen. Bereken hoeveel huizen in Den Haag vrijstaand zijn.
Slide 10 - Diapositive
AFZET
OMZET
150 APPELS
€ 150,-
10 paar schoenen
De supermarkt heeft 100 dozen Red Bull verkocht.
Aan het eind van de week heeft de supermarkt voor € 10.000 aan boodschappen verkocht.
Slide 11 - Question de remorquage
OMZET = VERKOOPOPBRENGST
A
WAAR
B
NIET WAAR
Slide 12 - Quiz
Hoe noem je de prijs die een winkelier betaalt voor goederen die hij later zelf wil verkopen?
A
Inkoopprijs
B
Verkoopprijs
Slide 13 - Quiz
Verse aardbeien van het land kun je alleen in de zomermaanden kopen. Wanneer is de inkoopprijs hoger, in de zomer of in de winter?
A
In de winter, want dan is er minder aanbod van aardbeien.
B
In de winter, want dan is er minder vraag naar aardbeien.
C
In de zomer, want dan is er meer vraag naar aardbeien.
D
In de zomer, want dan is er meer aanbod van aardbeien.
Slide 14 - Quiz
Stifan heeft een sieradenwinkel. Ze berekent een brutowinstopslag van 40%.
Waarom berekent ze een brutowinstopslag?
A
Alleen voor de kosten.
B
Alleen voor de winst.
C
Voor de kosten en de winst.
Slide 15 - Quiz
Hoe bereken je de verkoopprijs?
Slide 16 - Question ouverte
Hoe bereken je de omzet?
Slide 17 - Question ouverte
5.3 Belasting op winkelen
Btw
Btw-tarieven
Btw berekenen
Consumentenprijs
Consumentenprijs berekenen
Slide 18 - Diapositive
Btw
Belasting toegevoegde waarde
Het is een belasting die de winkelier moet optellen bij de verkoopprijs.
Als je iets koopt, dan betaal je btw. Dit geldt voor zowel producten als diensten.
De winkelier moet de btw afdragen aan de belastingdienst.
Slide 19 - Diapositive
Btw-tarieven
0%
Laag: 9% -> basisbehoeften
Hoog: 21%
Slide 20 - Diapositive
Betaal je ook btw als de kapper je haar knipt?
A
Ja, want als consument betaal je alleen btw over diensten.
B
Ja, want als consument betaal je btw over producten en diensten.
C
Nee, want als consument betaal je alleen btw over producten.
D
Nee, want als consument betaal je geen btw over producten en diensten.
Slide 21 - Quiz
De btw op komkommers is 9%.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 22 - Quiz
Voor een iphone betaal je 9% btw.
A
juist
B
onjuist
Slide 23 - Quiz
Btw berekenen
Btw = verkoopprijs ÷ 100 x btw-percentage
Esmeralda verkoopt kleding. Haar broeken hebben een verkooprijs van € 55 exclusief btw. De btw is 21%. Hoeveel is de btw?
21% van € 55 = € 55 ÷ 100 x 21 = € 11,55
Slide 24 - Diapositive
Een roos wordt verkocht voor € 2,00 exclusief btw. De btw is 9%. Hoeveel is de btw in euro's?
Slide 25 - Question ouverte
Een dopper wordt verkocht voor € 20 exclusief btw. De btw is 21%. Hoeveel is de btw in euro's?
Slide 26 - Question ouverte
Consumentenprijs
De prijs die je als consument betaalt. Ofwel de verkoopprijs inclusief btw.
Consumentenprijs = verkoopprijs + btw
Esmeralda verkoopt kleding. Haar broeken hebben een verkooprijs van € 55 exclusief btw. De btw is 21%. Wat is de consumentenprijs?
Stap 1: Bereken de btw in euro's.
21% van € 55 = € 55 ÷ 100 x 21 = € 11,55
Stap 2: Tel de btw op bij de verkoopprijs.
€ 11,55 + € 55 = € 66,55
Slide 27 - Diapositive
De verkoopprijs inclusief btw is de consumentprijs.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 28 - Quiz
De prijs die de winkelier gebruikt om de omzet te berekenen is de
A
Consumentenprijs
B
Verkoopprijs
Slide 29 - Quiz
Een winkelier verkoopt GTA-5. De verkoopprijs is € 30,-. De btw is 21%. Bereken de btw in euro's.
Slide 30 - Question ouverte
Een winkelier verkoopt GTA-5. De verkoopprijs is € 30,-. De btw is 21%. Bereken de consumentprijs.