7.3 Stijggetal, daalgetal, begingetal

Welkom!
- Camera aan 
- Microfoon uit
- Log in op LessonUp 

1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
WiskundeMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Welkom!
- Camera aan 
- Microfoon uit
- Log in op LessonUp 

Slide 1 - Diapositive

Spoorboekje

- Voorkennis rekenvolgorde

- Begrippen in een woordformule

- Zijn de leerdoelen behaald + afsluiten?


Leerdoelen

Ik kan aanwijzen wat:

- het begingetal in een woordformule is

- het stijggetal in een woordformule

- het daalgetal in een woordformule is

- variabelen in een woordformule zijn


Slide 2 - Diapositive

5+7 x 3 + (14 : 2) =

Slide 3 - Question ouverte

Woordformules 
Verdiensten Lonneke:
verdiensten in € = 4 + 6 x aantal uren

Verdiensten Lonneke na 3 uren werken:
                  4 + 6 x 3 = €22


Slide 4 - Diapositive

Begingetal en stijggetal 
Verdiensten Lonneke:
Verdiensten in € = 4 + 6 x aantal uren

--> begingetal
6 --> stijggetal


Slide 5 - Diapositive

Variabelen
kosten in € = 1,50 + 0,50 x aantal foto's --> woordformule

kosten in € en aantal foto's --> variabelen

Variabelen betekent: steeds iets anders. Dat klopt ook wel. Je vult voor aantal foto's steeds een ander getal in. Dan krijg je steeds een ander bedrag voor de kosten in €.


Slide 6 - Diapositive


Van welke formule is het begingetal 55?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 7 - Quiz


Van welke formule is het daalgetal 2?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 8 - Quiz


Wat is het stijggetal van formule C?
A
+ 55
B
- 2
C
+ 70
D
+ 3

Slide 9 - Quiz


Welke twee variabelen zie je in formule A?
A
kosten in € tijd in dagen
B
temperatuur in ℃ tijd in minuten
C
verdiensten in € tijd in uren
D
lengte in cm tijd in maanden

Slide 10 - Quiz

Neem formule D.
Vul voor tijd in maanden 12 in.
Wat is de lengte?
A
55
B
3
C
91
D
70

Slide 11 - Quiz

Stel je vragen hier. Geen vragen?

Slide 12 - Carte mentale

Ik kan het begingetal, stijggetal, daalgetal en de variabelen van een woordformule aanwijzen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 13 - Sondage