§10: Voorzetsels

Wat is een voorzetsel?
1 / 22
suivant
Slide 1: Carte mentale
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Wat is een voorzetsel?

Slide 1 - Carte mentale

Voorzetsels
  • Voorzetsels staan meestal voor een lidwoord of een voornaamwoord met een zelfstandig naamwoord. (achter die kast, naast mij, onder de boeken). Ze kunnen ook achter een zelfstandig naamwoord staan, meestal geeft het dan een richting aan. (Ik viel de sloot in, hij liep de weg op. ) 

  • Let op! Delen van scheidbare werkwoorden zijn geen vz. 
  • Bv. opbellen. Hij belt mij op. op = geen vz

Slide 2 - Diapositive

Eigenschappen vz


  • Ze geven een plaats, tijd of reden aan.
  • Trucje:
  • ... de kast (achter, op, voor)
  • ... het feest (tijdens, na, gedurende)



Slide 3 - Diapositive

Wat is geen voorzetsel?
A
tijdens
B
eerste
C
achter
D
langs

Slide 4 - Quiz

Wat is geen voorzetsel?
A
links
B
uit
C
op
D
boven

Slide 5 - Quiz

We kijken samen naar voetbal op de televisie
Sleep het vinkje naar het voorzetsel

Slide 6 - Question de remorquage

Zet het juiste voorzetsel in de zin.
Is jouw voetbaltrainer ook zo trots ... zijn team?
op
achter
met
bij
tegen
aan

Slide 7 - Question de remorquage

Zet het juiste voorzetsel in de zin.
Ben jij bang ... spinnen?
op
achter
voor
bij
tegen
aan

Slide 8 - Question de remorquage

Wat is het voorzetsel in deze zin:
Ik ga bij mijn vriend voetballen.

Slide 9 - Question ouverte

Welk woord in de zin is het voorzetsel :
Mijn fiets staat tegen de schutting.

Slide 10 - Question ouverte

Welk woord in de zin is het voorzetsel :
Let op: het zijn er 2!
Na schooltijd fiets ik langs de bakker.

Slide 11 - Question ouverte

Vul het juiste voorzetsel in.
Mijn vader fietst ..... het donker.

Slide 12 - Question ouverte

Vul een voorzetsel in:
We zijn ..... Brussel gereden.

Slide 13 - Question ouverte

De ondernemende peuter kroop … de tafel - welk voorzetsel kun je hier neerzetten?

Slide 14 - Question ouverte

Vul aan met een voorzetsel:
Wij zorgen ... de taart.

Slide 15 - Question ouverte

Vul aan met een voorzetsel:
Zij twijfelen ... zijn eerlijkheid.

Slide 16 - Question ouverte

Vul aan met een vast voorzetsel:
We hebben een hekel ... huiswerk.

Slide 17 - Question ouverte

Vul aan met een vast voorzetsel
Zij geven aanleiding ... ruzie.

Slide 18 - Question ouverte

Haal alle voorzetsels uit de volgende zin:

De kleine kinderen van mijn collega zijn bezig met een prachtige tekening.

Slide 19 - Question ouverte

Haal alle voorzetsels uit de volgende zin:

Mijn vader zit te vissen, want hij mag niet naar zijn werk.

Slide 20 - Question ouverte

Slide 21 - Lien

Slide 22 - Lien