Cette leçon contient 46 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
Éléments de cette leçon
TRB 3A
Hoofdstuk 2: Inkoopprijs en verkoopprijs
Slide 1 - Diapositive
Herhaling HFD 1
Slide 2 - Diapositive
Wat betekend de afkorting BTW
A
Berekende toegevoegde waarde
B
Belasting terugvorderingswet
C
Belasting toegevoegde waarde
D
Belastingtarievenwet
Slide 3 - Quiz
Hoeveel belastingtarieven bestaan er in Nederland
A
2
B
3
C
4
D
5
Slide 4 - Quiz
Wat is het hoogste BTW-Tarief?
A
9
B
20
C
21
D
16
Slide 5 - Quiz
Hoe noemen we ook wel het 9% tarief?
A
Algemeen tarief
B
Gemiddeld tarief
C
Verlaagd tarief
D
Centraal tarief
Slide 6 - Quiz
Inkoopprijs zonder BTW noemen we de:
A
Netto-inkoopprijs
B
Bruto-inkoopprijs
C
Inkoopfactuurprijs
D
Inkoopprijs
Slide 7 - Quiz
Hoeveel procent is de netto inkoopprijs?
A
0
B
121
C
109
D
100
Slide 8 - Quiz
Een andere naam voor de inkoopfactuurprijs is?
A
Factuurprijs
B
Bruto-inkoopprijs
C
Netto-inkoopprijs
D
Consumentenprijs
Slide 9 - Quiz
Een andere naam voor verkoopprijs zonder BTW is?
A
Bruto-verkoopprijs
B
Consumentenprijs
C
Kaartprijs
D
Netto-verkoopprijs
Slide 10 - Quiz
Een andere naam voor bruto-verkoopprijs is?
A
Consumentenprijs
B
Prijs inclusief BTW
C
Prijs exclusief BTW
D
Betaalprijs
Slide 11 - Quiz
Welke BTW mogen we terugvorderen?
A
BTW ontvangen uit de verkoop
B
geen
C
Betaalde BTW bij de inkoop van goederen
D
Alle BTW
Slide 12 - Quiz
De BTW die we ontvangen bij de verkoop van goederen moeten we aan de fiscus terugbetalen.
A
Ja
B
Nee
Slide 13 - Quiz
Inkoopfactuurprijs 145,20 euro, BTW 21%. Bereken de netto-inkoopprijs.
Slide 14 - Question ouverte
Een artikel heeft een consumentenprijs van 266,20 euro. BTW is 21%. Bereken de Netto-verkoopprijs.
Slide 15 - Question ouverte
Huiswerk
Opgaven 2.01 t/m 2.09 TRB 3A plus extra blaadje
Slide 16 - Diapositive
2.4.1. Brutowinst OPSLAG
Bij de BrutowinstOPSLAG is de netto inkoopprijs altijd 100%
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Vidéo
Netto inkoopprijs 14 euro, brutowinstopslag 150%. Bereken de netto verkoopprijs.
Slide 19 - Question ouverte
Uitleg
BrutowinstOPSLAG = 14,- / 100 x 150 = € 21,-
Netto verkoopprijs = 14,- / 100 x 250 = € 35,-
Netto inkoopprijs 14,- 100%
+ BrutowinstOPSLAG 21,- 150%
Netto verkoopprijs 35,- 250%
Slide 20 - Diapositive
Opdracht
Slide 21 - Diapositive
Antwoorden
Slide 22 - Diapositive
Uitleg
Slide 23 - Diapositive
Huiswerk
Opgave 2.10 t/m 2.19
Slide 24 - Diapositive
2.4.2. Brutowinst MARGE
Bij deBrutowinstMARGE is de netto VERKOOPPRIJS altijd 100%.
Netto inkoopprijs
+ BrutowinstMARGE
Netto verkoopprijs 100%
+BTW
Consumentenprijs
Slide 25 - Diapositive
Een artikel heeft een (Netto)verkoopprijs van 50 euro. De brutowinstmarge is 30%. Bereken de inkoopprijs.
Slide 26 - Question ouverte
Een artikel heeft een (Netto)inkoopprijs van 60 euro. De brutowinstmarge is 40%. Bereken de netto verkoopprijs.
Slide 27 - Question ouverte
Wat is de bruto omzet van de onderneming in het voorbeeld? Een onderneming heeft een afzet van 800 stuks, netto verkoopprijs € 5,- per stuk en 9% BTW.
A
5,45
B
872
C
4.360
D
4.000
Slide 28 - Quiz
Wat is afzet?
A
Aantal verkochte producten in een bepaalde periode.
B
Netto opbrengst uit verkopen.
C
Inkoopwaarde van verkochte goederen.
D
Inkoopwaarde van de omzet.
Slide 29 - Quiz
Wat wordt berekend als de afzet vermenigvuldigd wordt met de netto verkoopprijs?
A
De consumentenprijs.
B
De bruto verkoopprijs.
C
De kaartprijs.
D
De netto omzet.
Slide 30 - Quiz
Wat wordt bedoeld met IWO?
A
De inkoopprijs van de verkochte producten.
B
De inkoopwaarde van de afzet.
C
De verkoopprijs van de verkochte producten.
D
De inkoopfactuurprijs van de verkochte producten
Slide 31 - Quiz
Wat is de juiste formule om de inkoopwaarde van de omzet te berekenen?
A
Inkoopprijs van de omzet = Afzet x Inkoopprijs.
B
Inkoopprijs van de omzet = Afzet x Omzet.
C
Inkoopprijs van de omzet = Afzet x Overheadkosten.
D
Inkoopprijs van de omzet = Afzet x Verkoopprijs
Slide 32 - Quiz
Er wordt uitgegaan van een netto verkoopprijs van € 15,- en een brutowinstmarge van 50 %. Wat is de inkoopprijs?
A
0,30
B
7,50
C
10
D
15
Slide 33 - Quiz
Er wordt uitgegaan van een bruto-verkoopprijs van € 24,20 een brutowinstmarge van 50% en 21% BTW.Wat is de netto-inkoopprijs?
A
10
B
12,10
C
20
D
24,40
Slide 34 - Quiz
Er wordt uitgegaan van een netto inkoopprijs van € 40,- een brutowinstopslag van 50 % en 21% BTW. Wat is de brutoverkoopprijs?
A
20
B
48,40
C
60
D
72,60
Slide 35 - Quiz
Wat betekent ‘inkoopfactuurprijs’?
A
Inkoopprijs van producten/diensten, verhoogd met de BTW.
B
Inkoopprijs van producten/diensten zonder de BTW.
C
De consumentenprijs van producten/diensten.
D
De bruto verkoopprijs van producten/ diensten.
Slide 36 - Quiz
Wat is brutowinstmarge?
A
Brutowinst die uitgedrukt wordt in een percentage van de inkoopprijs.
B
De verhouding tussen omzet en winst, weergegeven in procenten.
C
Bedrijfsresultaat in procenten van de netto-omzet.
D
Verhoudingsgetal waarmee de brutowinst wordt uitgedrukt in procenten van de omzet.
Slide 37 - Quiz
Een ondernemer berekent een brutowinstmarge van 40%. De inkoopprijs van het te verkopen product bedraagt € 60,-. Hoeveel is de brutowinstmarge?
A
40
B
50
C
100
D
80
Slide 38 - Quiz
Waartoe leidt: inkoopprijs + brutowinstopslag?
A
Verkoopprijs inclusief BTW.
B
Inkoopprijs exclusief BTW.
C
Verkoopprijs exclusief BTW
D
Inkoopprijs inclusief BTW.
Slide 39 - Quiz
Wat is een andere omschrijving voor ‘brutoverkoopprijs’?
A
Netto verkoopprijs exclusief BTW.
B
Consumentenprijs
C
Netto inrkoopprijs
D
Verkoopprijs exclusief BTW.
Slide 40 - Quiz
Een ondernemer berekent een brutowinstopslag van 50%. De inkoopprijs van het te verkopen product bedraagt € 40,-. Het BTW percentage bedraagt 21%. Wat is de brutowinstopslag?
A
20
B
60
C
80
D
15
Slide 41 - Quiz
Een ondernemer berekent een brutowinstopslag van 50%. De inkoopprijs van het te verkopen product bedraagt € 40,-. Het BTW percentage bedraagt 21%. Wat is de netto verkoopprijs?
A
20
B
60
C
80
D
72,60
Slide 42 - Quiz
Een ondernemer berekent een brutowinstopslag van 50%. De inkoopprijs van het te verkopen product bedraagt €40,-. Het BTW percentage bedraagt 21%. Hoeveel bedraagt de BTW?
A
14,40
B
12,60
C
12,20
D
16,60
Slide 43 - Quiz
De ondernemer berekent een brutowinstopslag van 50%. De inkoopprijs van het te verkopen product bedraagt €40,-. Het BTW percentage bedraagt 21%. Wat is de uiteindelijke consumentenprijs?
A
72,60
B
62,60
C
72,40
D
68,80
Slide 44 - Quiz
Een artikel heeft een inkoopfactuurprijs van € 36,30. Het artikel valt onder het BTW-tarief van 21%. Hoeveel bedraagt de inkoopprijs?