- Het werkwoord mettre vervoegen in de présent, passé composé, futur proche en imparfait
- Ken ik de vertalingen van het werkwoord ''mettre''
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3
Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Bienvenue!
Les buts d'aujourd'hui:
Na de les kan ik
- Het werkwoord mettre vervoegen in de présent, passé composé, futur proche en imparfait
- Ken ik de vertalingen van het werkwoord ''mettre''
Slide 1 - Diapositive
Le verbe ''mettre''
zetten/leggen/aantrekken
présent: rijtje uit je hoofd leren
passé composé: avoir + mis
futur proche: aller vervoegt + hele ww
imparfait: mett + uitgangen:
(ais, ais, ait, ions, iez, aient)
timer
10:00
je
mets
tu
mets
il/elle/on
met
vous
mettez
nous
mettons
ils/elles
mettent
Slide 2 - Diapositive
mettre betekent:
A
zetten
B
leggen
C
aantrekken
D
geven
Slide 3 - Quiz
Inderdaad, het betekent dit allemaal. Voor het gemak oefenen we deze les met de betekenis "leggen". Je gaat nu oefenen met een aantal vormen van mettre.