NN7 - Spelling §12 - Persoonsvormen in een samengestelde zin - 2V

NN7 - Spelling §12 Persoonsvormen in een samengestelde zin
2H
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 25 min

Éléments de cette leçon

NN7 - Spelling §12 Persoonsvormen in een samengestelde zin
2H

Slide 1 - Diapositive

Er zijn zinnen met één persoonsvorm (enkelvoudige zinnen) en zinnen met meer persoonsvormen (samengestelde zinnen).

Slide 2 - Diapositive

Zo vind je de persoonsvormen in een samengestelde zin
Probeer alle werkwoorden van tijd te veranderen. De werkwoorden waarbij dat kan, zijn persoonsvormen, de andere werkwoorden zijn infinitieven (hele werkwoorden), voltooide deelwoorden of onvoltooide deelwoorden.

Slide 3 - Diapositive

Voorbeeld:

  • Rahim zit op voetbal en hij wil nog op tennis, zodat hij ook binnen kan sporten.

  • Rahim zat op voetbal en hij wilde nog op tennis, zodat hij ook binnen kon sporten.

Slide 4 - Diapositive

De werkwoorden zit, wil en kan kun je van tijd veranderen en zit, wil en kan zijn dus persoonsvormen. Het werkwoord sporten kun je niet van tijd veranderen en sporten is dus geen persoonsvorm; sporten is een infinitief.

Slide 5 - Diapositive

Let op: de zin vragend maken is bij een samengestelde zin geen goede manier om de persoonsvormen te vinden; je vindt er dan namelijk maar één.

Slide 6 - Diapositive

Noteer van de onderstreepte woorden de juiste vorm: inf, pvtt, pvvt, gw, vd, od, bn gemaakt van een vd of bn gemaakt van een od.

Als je niet beter leert voor die toets, moet je niet verwachten dat je een hoog cijfer haalt.

.

Slide 7 - Diapositive

Noteer van de onderstreepte woorden de juiste vorm: inf, pvtt, pvvt, gw, vd, od, bn gemaakt van een vd of bn gemaakt van een od.

Als je niet beter leert (pvtt) voor die toets, moet (pvtt) je niet verwachten (inf) dat je een hoog cijfer haalt (pvtt).

.

Slide 8 - Diapositive

Zet de persoonsvorm(en) in de zin in de verleden tijd.

Colin en Mert bespreken in het weekend voetballend de schoolweek.

Slide 9 - Question ouverte

Zet de persoonsvorm(en) in de zin in de verleden tijd.

De buurtvereniging heeft elke maand een borrel georganiseerd voor alle mensen die in de Vogelbuurt wonen.

Slide 10 - Question ouverte

Zet de persoonsvorm(en) in de zin in de verleden tijd.

Tante Christa kookt het liefst driegangenmenu’s en houdt rekening met allerlei dieetwensen.

Slide 11 - Question ouverte

Zet de persoonsvorm(en) in de zin in de verleden tijd.

Tijdens de jaarlijkse rommelmarkt verkoopt Noud zijn oude miniatuurtreintjes om wat extra’s te verdienen.

Slide 12 - Question ouverte

Zet de persoonsvorm(en) in de zin in de verleden tijd.

Mijn beste vrienden verhuizen in mei naar Groningen, waar ze allebei een baan hebben gevonden.

Slide 13 - Question ouverte

Zet de persoonsvorm(en) in de zin in de verleden tijd.

Aaf zal deze week de boodschappen doen voor de verjaardag van haar stiefkind.

Slide 14 - Question ouverte

Ga nu op je laptop naar de digitale methode van Nieuw Nederlands en maak de opdrachten die ik heb klaar gezet in de planning.

Slide 15 - Diapositive