A2 H4 Lezen

Maandag 23 januari
  • Telefoons weg
  • Schrift en boek op tafel 
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 10 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Maandag 23 januari
  • Telefoons weg
  • Schrift en boek op tafel 

Slide 1 - Diapositive

Huiswerk nakijken opdr. 1
  1. veel (onbep. htw)   verscheidene (onbep. htw)
  2. hoeveelste (onbep. rtw)   zesde (bep. rtw)
  3. een vierde (bep. htw)   vier (bep. htw)
  4. wat (onbep. htw)   Derde (bep. rtw)
  5. Tweede (bep. rtw)   vijf (bep. htw)   1940 en 1945 (bep. htw)
  6. middelste (onbep. rwt)   vijfde (bep. rwt)
  7. eerste (bep. rtw)    weinig (onbep. htw)
  8. zoeelste (onbep. rtw)    laatste (onbep. rtw)

Slide 2 - Diapositive

Huiswerk nakijken opdr. 2

Slide 3 - Diapositive

Hoofdstuk 4 LEZEN
Lesdoel:
Ik weet het verschil tussen feiten, mening en argument.
&
Ik herken tekstverbanden adhv signaalwoorden.

Slide 4 - Diapositive

Feit
Feit = een uitspraak die waar of niet waar is.
Een feit is controleerbaar.

Bijvoorbeeld:
Uit onderzoek blijkt dat de meeste mensen rood de mooiste kleur vinden.

Slide 5 - Diapositive

Mening (of standpunt)
Een mening = een uitspraak over wat iemand vindt.
Met een mening of standpunt kun je het eens of oneens zijn.

Herkenbaar aan: ik vind en volgens mij.

Bijvoorbeeld:
Ik vind schilderijen van vroeger mooier dan moderne kunst.

Slide 6 - Diapositive

Argument
Argument = uitleg (reden) waaróm je een bepaalde mening hebt of mening verdedigt.
Herkenbaar aan: want, omdat, namelijk en immers.

Bijvoorbeeld:
Ik vind oude schilderijen mooier (mening), want op oude schilderijen zie je beter wat het voorstelt (argument).

Slide 7 - Diapositive

Zelf doen!
Maak opdracht 1-2-3 blz. 103

Slide 8 - Diapositive

Bespreken opdr. 1-2-3

Slide 9 - Diapositive

Signaalwoorden & tekstverbanden
Maak opdracht 4

Huiswerk opdracht 5

Slide 10 - Diapositive