TH1C Ne week 39

Welkom klas TH1C
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Welkom klas TH1C

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen
1 bespreken: cursus grammatica par. 1  blz. 200 en par. 2 blz. 202
2 stillezen 10 min.
3 maken: par. 1 opdracht 1 t/m 8 en par. 2 opdracht 1 t/m 5
4 huiswerk controle: Lezen blz. 122 par. 6 opdracht 1 t/m 4. Vragen?

Slide 2 - Diapositive

Par. 1 Werkwoord (ww)
In een zin staat ten minste één werkwoord.
Er zijn ook zinnen met meer dan één werkwoord.
Een werkwoord zegt wat iets of iemand doet of heeft gedaan of wat iets of iemand overkomt of is overkomen.

Een werkwoord kun je vervoegen. Je maakt er dan verschillende werkwoordsvormen van.
Bijv. lachen: lach - lacht- lachen- lachte- lachten- gelachen 
vallen: val - valt- vallen - viel - vielen - gevallen 

Slide 3 - Diapositive

Welke werkwoorden ken je? Begin telkens met een andere letter.

Slide 4 - Carte mentale

Sleep de onderdelen naar de juiste plek om het werkwoord 'vegen in de tegenwoordige tijd te vervoegen.
onderwerp
vervoeging
ik
jij/je/u
hij/zij/het
wij
jullie
zij
vegen
vegen
vegen
veegt
veegt
veeg

Slide 5 - Question de remorquage

Wat is het voltooid deelwoord van vegen? Ik heb uren ...

Slide 6 - Question ouverte

Wat is het hele werkwoord? Maaike stelde ons aan haar vrienden voor.

Slide 7 - Question ouverte

De persoonsvorm in een zin is ...
A
een zelfstandig naamwoord
B
een vraagwoord
C
een werkwoord
D
een lidwoord

Slide 8 - Quiz

De persoonsvorm vind je door ...
  • De zin vragend te maken.
    Het eerste woord is de persoonsvorm.
Ik mag mijn jas aantrekken. 

  • De zin in een andere tijd te zetten. 
    Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.
Jullie werken hard tijdens de les.

Slide 9 - Diapositive

Zinsdelen
Een zin | bestaat | uit zinsdelen.
Alles wat voor de persoonsvorm staat of kan staan is 1 zinsdeel.
Bijv. De oude tante van mijn moeder / heeft / een bosje bloemen /  gekregen.

Slide 10 - Diapositive

Zin en zinsdelen

Een zinsdeel bestaat uit één woord, of een paar woorden die bij elkaar horen. 
Er zijn meer soorten zinsdelen.
Een zinsdeel zet je tussen zinsdeelstrepen.
Bijv. Wij / hebben / les.
De baby van mijn zusje / heeft  / de hele middag /  gehuild.

Slide 11 - Diapositive