Herhaling 4.1. en 4.2.

Quiz
Pak je rekenmachine er bji!
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Quiz
Pak je rekenmachine er bji!

Slide 1 - Diapositive

Een restaurant levert goederen, want
A
Je mag er lang tafelen
B
Je mag de WC daar gebruiken
C
Je kan er aan eten en drinken komen
D
De ober brengt je bestelling naar je toen

Slide 2 - Quiz

Zo noem je alle bedrijven die meewerken aan het maken van een product
A
Bedrijfskolom
B
Bedrijfsketting
C
Toegevoege Waarde
D
Producenten

Slide 3 - Quiz

Welk van onderstaande producten voorziet in een basis behoefte?
A
auto
B
winterjas
C
diepvriezer
D
televisie

Slide 4 - Quiz

Wat geldt voor een overige behoefte
A
Die is absoluut noodzakelijk
B
Daar kan ik niet zonder
C
Die heb ik af en toe nodig om te leven
D
Daar kan ik wel zonder maar het maakt het leven wel leuker

Slide 5 - Quiz

Voorbeeld Afronden

Jan en Cees gaan een appartement delen. De huur per maand is 965,23 euro per maand. Hoeveel zullen ze elk betalen aan huur permaand? Rond tot 2 decimalen af.
A
457,87
B
482,615
C
482,62
D
483,00

Slide 6 - Quiz

Jij hebt een taartenwinkel. Bereken de kostprijs per taart.
Bloem: 1,50 Hier maak je 2 taarten van.
Eieren: 3,00
Melk: 2,00
Overige kosten: 4,00

A
3,00
B
8,50
C
5,25
D
2,15

Slide 7 - Quiz

Joanne heeft een ijskar. Zij verkoopt op een weekend 530 ijses. Haar kosten voor zo'n weekend zijn 240 euro. Aan winst blijft er 150 euro over.
Bereken de opbrengst van de verkoop.
A
380 euro
B
390 euro
C
150 euro
D
90 euro

Slide 8 - Quiz

Joanne heeft een ijskar. Zij verkoopt op een weekend 530 ijses. Haar kosten voor zo'n weekend zijn 240 euro. Aan winst blijft er 150 euro over.
Bereken hoeveel de verkoopopbrengst is van een ijsje.
A
1,20 euro
B
79 cent
C
74 cent
D
45 cent

Slide 9 - Quiz

Joanne heeft een ijskar. Zij verkoopt op een weekend 530 ijses. Haar kosten voor zo'n weekend zijn 240 euro. Aan winst blijft er 150 euro over.
Bereken hoeveel winst Joanne heeft per ijsje.
A
28 cent
B
17 cent
C
50 cent
D
1,20 euro

Slide 10 - Quiz

Voor de kerstmarkt heb je 36 muffins gemaakt, maar maar 2 verkocht.
Voor de ingrediënten heb je in totaal € 6,20 betaald.
Je hebt de muffins verkocht voor € 1,20 per stuk.
Bereken je verlies.
A
6,20 euro
B
3,80 euro
C
2,40 euro
D
1,20 euro

Slide 11 - Quiz