Hf 4 - 4.2. Wat levert het op?

• Economie
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

Welkom  

economen!

4.2. Wat levert het op?

Wat heb je nodig?

Boek

Samenvattende vragen

Rekenmachine

Laptop

Wat gaan we vandaag doen?

1. Terugblik op 4.1. 
2. Uitleg en instructie 4.2.
3. Maakwerk voor vandaag 
4. Quiz

                                                         

Soorten Bedrijven

1. Agrarische bedrijven - produceren grodstoffen

2. Industriële bedrijven - gebruiken grondstoffen en produceren goederen

3.Dienstverlenende bedrijven - leveren diensten

Leerdoelen

Na afloop van deze les weet ik ...

1. ...wat een ondernemer is.
   
2. ...wat concurrenten zijn.
   
3. ...wat de verschillende productiefactoren zijn.
4. ... winst berekenen
5. ... wanneer een bedrijf een verlies maakt.
6. ... wat investeren is.

Ondernemer

1. Een ondernemer verdient zijn inkomen met een eigen bedrijf.

Ondernemerschap:

• Durf te ondernemen

Concurrenten

• Bedrijven die dezelfde soort producten maken of dezelfde diensten leveren.

Productiefactoren:

Arbeid:

Al het werk dat mensen doen

A

Natuur:

Alles wat uit de natuur komt zonder bewerking door mensen

N

Kapitaal:

Geld, machines, gebouwen, gereedschappen en andere hulpmiddelen zijn kapitaalgoederen

K

Winst

• Winst = Opbrengst - Kosten

Wis slim is investeert!

alle uitgaven die je hebt

Het kopen van nieuwe kapitaalgoederen

Hierdoor wil een ondernemer meer, beter of goedkoper produceren

al het geld dat je ontvangt

Verlies

• UITGAVEN > INKOMEN

tijdelijk verlies kun je opvangen met geld wat je nog hebt (reserveringen) of je kunt geld lenen

Failliet

• als een bedrijf lange tijd verlies lijdt en de schulden niet meer kan betalen, gaat het failliet 

Voordelen en nadelen

Hoe kan een ander bedrijf profiteren van het faillissement van een concurrent?

En noem een nadeel?

Doorstart

Wie kan daar voordeel van hebben?

Maakwerk

1. Maken samenvattende vragen 

2. Maak in je boek

Quiz

Welke is een voorbeeld van Productiefactoren?

1. Machines
2. Arbeid
3. Tijd
4. Boeken

Wat is een voorbeeld van Natuur als productiefactor?

1. Kleur
2. Geur
3. Water
4. Smaak

Wat is investeren?

1. Het beleggen van geld
2. Het kopen van kapitaalgoederen
3. Ondernemen
4. Winst maken

Op de markt vind je een verzameling van ondernemers

1. Juist
2. Onjuist

Josia speelt Football Manager. Hij verkoopt Mbappe voor 260 miljoen euro. Hij heeft hem gekocht voor 235 miljoen euro. Wat is zijn winst?

1. 260 miljoen euro
2. 235 miljoen euro
3. 285 miljoen euro
4. 25 miljoen euro

Joanne heeft een ijskar. Zij verkoopt op een weekend 530 ijses. Haar kosten voor zo'n weekend zijn 240 euro. Aan winst blijft er 150 euro over.
Bereken de opbrengst van de verkoop.

1. 380 euro
2. 390 euro
3. 150 euro
4. 90 euro

Joanne heeft een ijskar. Zij verkoopt op een weekend 530 ijses. Haar kosten voor zo'n weekend zijn 240 euro. Aan winst blijft er 150 euro over.
Bereken hoeveel winst Joanne heeft per ijsje.

1. 28 cent
2. 17 cent
3. 50 cent
4. 1,20 euro

Voor de kerstmarkt heb je 36 muffins gemaakt, maar maar 2 verkocht.
Voor de ingrediënten heb je in totaal € 6,20 betaald.
Je hebt de muffins verkocht voor € 1,20 per stuk.
Bereken je verlies.

1. 6,20 euro
2. 3,80 euro
3. 2,40 euro
4. 1,20 euro

Maakwerk

1. Maken samenvattende vragen 

2. Maak in je boek

Wat heb je geleerd?

Blijf zitten totdat de bel gaat!

Jullie mogen opruimen.