Oefenvragen Thema 5 waarneming gedrag en regeling

Thema 5
Waarneming, gedrag en regeling


Oefenvragen
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Thema 5
Waarneming, gedrag en regeling


Oefenvragen

Slide 1 - Diapositive

Grote hersenen
Hersenstam
Kleine hersenen
Ruggenmerg

Slide 2 - Question de remorquage

Waaruit bestaat het centrale zenuwstelsel?
A
Hersenen
B
Hersenen en zenuwen
C
Hersenen, zenuwen en ruggenmerg
D
Hersenen en ruggenmerg

Slide 3 - Quiz

Wat zijn impulsen?
A
Invloed van buitenaf
B
Prikkel
C
Elektrisch signaal
D
Een stofje in je lichaam

Slide 4 - Quiz

Een orgaan dat reageert op bepaalde invloeden uit de omgeving door het maken van impulsen:
A
Hersenen
B
Zenuw
C
Spier
D
Zintuig

Slide 5 - Quiz

Een invloed uit de omgeving op een organisme:
A
impuls
B
prikkel
C
zenuw
D
ruggenmerg

Slide 6 - Quiz

Orgaan dat prikkels op kan vangen.
Orgaanstelsel dat bestaat uit hersenen, ruggenmerg en zenuwen.
Gedeelte van het zenuwstelsel dat uit hersenen en ruggenmerg bestaat.
Cel in het zenuwstelsel die impulsen kan geleiden.
Cel in een zintuig waar een prikkel wordt omgezet in een impuls.
Zintuig
Zenuwstelsel
Centraal zenuwstelsel
Zenuwcel
Zintuigcel

Slide 7 - Question de remorquage

Welke zenuwcel is nu welke?
Bewegins-
zenuwcel
Schakelcel
Gevoels-
zenuwcel

Slide 8 - Question de remorquage


Bewegingszenuwen geleiden impulsen van ...
A
zintuigen naar het ruggenmerg
B
het ruggenmerg naar zintuigen
C
spieren naar het ruggenmerg
D
het ruggenmerg naar spieren

Slide 9 - Quiz

Gevoelszenuwen geleiden impulsen van ....
A
zintuigen naar het ruggenmerg
B
het ruggenmerg naar zintuigen
C
spieren naar het ruggenmerg
D
het ruggenmerg naar spieren

Slide 10 - Quiz

Het verschil tussen een bewuste reactie en een reflex is ... ?
A
Bij een reflex is het ruggenmerg niet belangrijk
B
Bij een reflex zijn de zenuwen dikker
C
Bij een reflex gaat de impuls sneller dan bij een bewuste reactie
D
Bij een reflex gaan impulsen niet eerst naar de hersenen

Slide 11 - Quiz

Zie je hier een bewuste reactie of een reflex?
A
bewuste reactie
B
reflex

Slide 12 - Quiz

Bekijk de afbeelding
Is dit een bewuste reactie
of een reflex?
A
Bewuste reactie
B
Reflex

Slide 13 - Quiz

Je krijgt stof in je oog en begint te knipperen met je oogleden
A
Reflex
B
Bewuste reactie

Slide 14 - Quiz

Zorgt voor impulsgeleiding
Beschermd zenuwen in de rug
Geleid impulsen naar centraal zenuwstelsel
Onbewuste reactie op prikkel
Uitstulping van een zenuwcel
Geleid impulsen naar spier
Bundels van zenuwen in de rug
Reflex
Zenuwen
Uitloper
Gevoelszenuwcel
Bewegingszenuwcel
Ruggenmerg
Wervelkolom

Slide 15 - Question de remorquage

Iemand roept je naam op het schoolplein en je roept vervolgens zijn naam.
A
Reflex
B
Bewuste reactie

Slide 16 - Quiz

Hoe verloopt de weg van
een reflexboog?
A
Zintuigcellen-Gevoelszenuwcellen-Schakelcellen in de hersenen-Bewegingszenuwcellen-Spier
B
Zintuigcellen-Gevoelszenuwcellen - Schakelcellen in ruggenmerg/stam Bewegingszenuwcellen-Spier
C
Zintuigcellen-Schakelcellen-Gevoelszenuwcellen-Spier

Slide 17 - Quiz

Wat is het voordeel van de snelle reactie van een reflex?
A
Bescherming van het lichaam tegen onverwachte beschadiging
B
Ter waarschuwing voor de hersenen
C
Handhaven van een bepaalde houding van het lichaam

Slide 18 - Quiz

Abdul loopt graag op blote voeten buiten. Op een ochtend trapt hij in een stukje
glas. In een reflex trekt hij zijn voet weg. Hij voelt de pijn. Zet de zinnen op de juiste volgorde

1
2
3
4
5
6
7
De bewegingszenuwcellen geleiden impulsen naar de spieren.
De impulsen gaan over op schakelcellen.
De impulsen gaan over van de schakelcellen naar de bewegingszenuwcellen.
De impulsen gaan via gevoelszenuwcellen naar het ruggenmerg.
De spieren trekken samen en de voet gaat omhoog
Er gaan impulsen naar de hersenen waardoor bewustwording optreedt. 
Het stappen in het glas veroorzaakt impulsen in zintuigcellen in de voet.

Slide 19 - Question de remorquage

Wat is een drempelwaarde?
A
De hoogste prikkel waarbij een zintuig reageert
B
De hoogste prikkel waarbij een zenuw reageert
C
De laagste prikkel waarbij een zintuig reageert
D
De laagste prikkel waarbij een zenuw reageert

Slide 20 - Quiz

Een zintuig met een hoge drempelwaarde
zal eerder reageren op een prikkel dan
een zintuig met een lage drempelwaarde
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quiz