14.4 Zenuwcellen maken contact

14.4 Zenuwcellen
leerdoelen:
10 Je beschrijft de bouw van zenuwcellen
11 Je legt uit hoe impulsen zich verplaatsen langs het celmembraan en hoe
     de impulsoverdracht van andere zenuwcellen verloop.
12 Je beschrijft een reflexboog.
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

14.4 Zenuwcellen
leerdoelen:
10 Je beschrijft de bouw van zenuwcellen
11 Je legt uit hoe impulsen zich verplaatsen langs het celmembraan en hoe
     de impulsoverdracht van andere zenuwcellen verloop.
12 Je beschrijft een reflexboog.

Slide 1 - Diapositive

             Zenuwcellen/Neuronen

Slide 2 - Diapositive

typen zenuwcellen
  • gevoelszenuwcellen (sensorische zenuwcellen)
    (vanaf zintuigen)

  • bewegingszenuwcellen (motorische zenuwcellen)
    (naar spieren)

  • schakelcellen
    (in hersenen en wervelkolom)

Slide 3 - Diapositive

Zenuwcellen en zenuwen

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

herhaling - de 5 fases van een actiepotentiaal

Slide 6 - Diapositive

BiNaS 88F
Werking van de impulsen door een zenuw

Belangrijke termen:
drempelwaarde 
actiepotentiaal

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Lien

Het doorgeven van impulsen via synapsen

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

neurotransmitter in synaps

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Lien

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Lien

Zenuwcellen in ruggenmerg

Slide 16 - Diapositive

Reflex
In de afbeelding is schematisch weergegeven op welke wijze enkele neuronen in een bepaalde reflexboog met elkaar zijn verbonden.
Door uitrekking van de spier P ontstaan impulsen in de sensorische vezel verbonden met het spierspoeltje.  

Daarop volgt een reflex die de spier weer in de oorspronkelijke toestand brengt. Een aantal synapsen en schakelingen is genummerd.
Welke vragen kan je verwachten?

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Lien

Met een enorm enthousiasme vertelt bioloog Freek Vonk voor de camera over zijn grote liefde: slangen. Vonk doet onderzoek naar de evolutie van giftige slangensoorten. Van de ongeveer 3150 soorten slangen zijn ruim 600 soorten giftig voor mensen. Slangengif kan onder andere de bloedstolling, de werking van het hart of van het zenuwstelsel beïnvloeden. De zwarte mamba gebruikt een gif dat acetylcholineesterase remt. Hierdoor wordt de neurotransmitter die zich in de synaptische spleet van het motorisch eindplaatje bevindt, niet afgebroken.

Slangengif

Slide 19 - Diapositive

Zet op de goede volgorde:
1
2
3
4
5
6
7
8
Prikkel
Zintuig
Impuls in zintuig
Sensorische zenuw
Hersenen
Motorische zenuw
Reactie
Bewustwording

Slide 20 - Question de remorquage

Verwijd de bloedvaten van de skeletspieren
Stimuleert de nierwerking
Verhoogt de hartslagfrequentie
Verlaagt de ademfrequentie
Stimuleert de afscheiding van zweetklieren
Stimuleert de afgifte van het hormoon adrenaline
Parasympatisch zenuwstelsel
Orthosympatisch zenuwstelsel

Slide 21 - Question de remorquage

Het orthosympatische zenuwstelsel is een onderdeel van het ... zenuwstelsel.

A
Autonome
B
Functionele
C
Perifere
D
Animale

Slide 22 - Quiz

Welk van de volgende zaken gaat via het orthosympatisch zenuwstelsel?
A
Galblaas trekt samen en staat gal af aan het maagdarmkanaal
B
Er wordt meer speeksel geproduceerd
C
De spieren van de vagina trekken samen
D
De bloeddruk wordt lager

Slide 23 - Quiz

De kleine hersenen
A
Zorgen er voor dat je kunt zien
B
Zorgen voor een juiste hartslag en bloeddruk
C
Zorgen voor een juiste coördinatie van spieren
D
Zorgen voor de juiste emoties

Slide 24 - Quiz

9. Vier patiënten met uitsluitend een afwijking in het zenuwstelsel vertonen de volgende ziektebeelden:
– Patiënt 1: de pupil verandert niet van grootte bij toename van de hoeveelheid van invallend licht.
– Patiënt 2: de kniepeesreflex kan niet plaatsvinden.
– Patiënt 3: er is een spraakstoornis.
– Patiënt 4: er is een stoornis in de regulatie van de rustige ademhalingsbewegingen.

Bij welke patiënt is waarschijnlijk sprake van een storing in een animaal deel van het motorisch centrum van de hersenschors?
A
Bij patiënt 1.
B
Bij patiënt 2.
C
Bij patiënt 3.
D
Bij patiënt 4.

Slide 25 - Quiz

Stel dat de zenuw op plek 2 onderbroken wordt. Wat kan hiervan het gevolg zijn?
A
geen gevoel meer in de linker arm
B
een deel van de spieren in de linker arm is verlamd
C
geen gevoel meer in de rechterarm
D
een deel van de spieren in de rechter arm is verlamd

Slide 26 - Quiz

Door een hersenschudding heeft Joris een beschadiging van zijn visuele schors in de linkerhersenhelft. Welk deel van zijn zicht zal beïnvloed zijn/minder goed werken?
A
Zijn linkeroog
B
Zijn rechteroog
C
Het linkerdeel van beide ogen
D
Het rechterdeel van beide ogen

Slide 27 - Quiz

Wat is ongeveer de drempelwaarde van een actiepotentiaal van een neuron?
A
+35 mV
B
-55mV
C
-70 mV
D
-80 mV

Slide 28 - Quiz

In welk deel van de synaps, P of Q wordt dopamine afgegeven? In welke richting wordt de impuls voortgezet?
A
P, 1
B
P, 2
C
Q, 1
D
Q, 2

Slide 29 - Quiz

wat is een synaps?
A
Een synaps is het punt waarop twee neuronen met elkaar kunnen communiceren
B
Een synaps is een weekdier dat zich verschuilt in het modderige deel van de de Middelandse zee
C
Een synaps is een vrucht uit Afrika
D
Een synaps is een onderdeel van een toetsenbord.

Slide 30 - Quiz

Bij een actiepotentiaal
gaan...
A
Eerst Na-ionen naar buiten en daarna K-ionen naar binnen
B
Eerst Na-ionen naar binnen en daarna K-ionen naar buiten
C
Eerst K-ionen naar buiten en daarna Na-ionen naar binnen
D
Eerst K-ionen naar binnen en daarna Na-ionen naar buiten

Slide 31 - Quiz

Curare is pijlgif dat door indianen werd gebruikt. Curare bindt aan de receptoren in de synapsspleet. De neurotransmitter Acetylcholine kan hierdoor niet binden. Wat is het gevolg van curare?
A
Spiercontractie
B
Spierverlamming
C
Rustpotentiaal
D
Actiepotentiaal

Slide 32 - Quiz

Heeft een synaps aan het uiteinde:
A
dendriet
B
myelineschede
C
axon
D
cellichaam

Slide 33 - Quiz

Leidt impulsen van het cellichaam af
A
dendriet
B
myelineschede
C
axon
D
synaps

Slide 34 - Quiz

Herhaling (T1 vraag). De drempelwaarde van -50 mV wordt bereikt. Wat is de eerste stap bij de vorming van een actiepotentiaal?
A
Na+ poorten gaan open. Na+ stroomt cel in
B
Na+ poorten gaan open. Na+ stroomt cel uit
C
K+ poorten gaan open. K+ stroomt cel in
D
K+ poorten gaan open. K+ stroomt cel uit

Slide 35 - Quiz

Je wilt je rechterhand optillen. Waar beginnen de impulsen?
A
primaire motorische schors
B
secundaire motorische schors
C
hersenstam
D
kleine hersenen

Slide 36 - Quiz