T3 - Grammatica Zinsdelen

1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 59 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Inhoud


In deze Lessonup gaat het over:
- Zinsdelen verdelen
- Zinsdelen benoemen
- PV, WG, O, LV, MV, BWB
Bekijk alle slides EN  luister naar de ingesproken tekst.
Deze informatie heb je nodig om tijdens de les goed aan het werk te kunnen.
Je wordt gecontroleerd op het beluisteren/bekijken van de volledige LessonUp - tijd wordt bijgehouden

Slide 2 - Diapositive

Hoe kun je de persoonsvorm in een zin vinden?

Noem twee manieren.

Slide 3 - Question ouverte

Begint een zin met een vraagwoord? Dat vraagwoord is GEEN pv!
Gebruik ALTIJD de tijdproef!
- Waarom ga je naar de dokter?                Waarom ging jij naar de dokter?
- Hoe laat gaat de trein?                               Hoe laat ging de trein?
- Waarom heb jij je winterjas al aan?       Waarom had jij je winterjas al aan?

Lianne gaat een dagje uit, terwijl haar zus de hele dag moet werken.
Lianne ging een dagje uit, terwijl haar zus de hele dag moest werken.

Slide 4 - Diapositive

Wat is de persoonsvorm?

Saar vertelde ons enthousiast over de vakantie naar Zeeland.

Slide 5 - Question ouverte

Wat is de persoonsvorm?

Wanneer zullen de vertraagde treinen weer volgens de gangbare dienstregeling rijden?
A
wanneer
B
vertraagde
C
zullen
D
rijden

Slide 6 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?

Waarom maak je jouw huiswerk niet tijdens de les?

Slide 7 - Question ouverte

Slide 8 - Vidéo

Door een val van de trap heeft Anke haar voet bezeerd.

Hoeveel zinsdelen heeft deze zin?
A
4
B
5
C
6
D
7

Slide 9 - Quiz

Door een val van de trap heeft Anke haar voet bezeerd.
  1. Anke | heeft | door een val van de trap haar voet bezeerd.
  2. Door een val van de trap | heeft | Anke haar voet bezeerd.
  3. Haar voet | heeft | Anke door een val van de trap bezeerd.
  4. Anke | heeft | door een val van de trap | haar voet | bezeerd. 
5

Slide 10 - Diapositive

Hoeveel zinsdelen heeft deze zin?

Op de snelweg hebben mijn vader en zijn beste vriend gisteren een ongeluk gehad vlakbij Barneveld.
A
4
B
5
C
6
D
7

Slide 11 - Quiz

Op de snelweg hebben mijn vader en zijn beste vriend gisteren een ongeluk gehad.
  1. Op de snelweg | hebben | mijn vader en zijn beste vriend gisteren een ongeluk gehad.
  2. Mijn vader en zijn beste vriend | hebben | gisteren een ongeluk gehad | op de snelweg.
  3. Een ongeluk | hebben | mijn vader en zijn beste vriend | gisteren  gehad | op de snelweg.
  4. Gisteren | hebben | mijn vader en zijn beste vriend | een ongeluk | gehad | op de snelweg.
5
6

Slide 12 - Diapositive

Wat is het WG in de zin?

De jongens hebben hun strafwerk tijdens het laatste uur moeten maken.
A
moeten maken
B
hebben maken
C
hebben moeten maken
D
hebben moeten

Slide 13 - Quiz

Werkwoordelijk gezegde (WG)
WG = PV + overige werkwoorden in de zin
Tijdens de online les | hebben| de leerlingen | een lolletje | uitgehaald
                                             
PV = hebben
Overige werkwoord(en) = uitgehaald
WG = heeft uitgehaald


WG
WG

Slide 14 - Diapositive

Welke vraag moet je stellen om het onderwerp in de zin te vinden?

Slide 15 - Question ouverte

Wat is het onderwerp?

Johan en Aniek hebben gisteren een nieuwe auto gekocht in de stad.

A
Johan
B
Johan en Aniek
C
een nieuwe auto
D
in de stad

Slide 16 - Quiz

Onderwerp (O)
Onderwerp = Wie(1)/Wat(2) + WG?
Johan en Aniek | hebben | gisteren | een nieuwe auto | gekocht | in de stad.

Wie(1)/Wat(2) + WG? = O
Wie hebben gekocht? = Johan en Aniek                                            



WG
WG

Slide 17 - Diapositive

Wat is het onderwerp in deze zin?

Ga weg!

Slide 18 - Question ouverte

Gebiedende wijs
In de gebiedende wijs staat NOOIT een onderwerp!
- Kom hier!                              Wie(1)/Wat(2) komt? X
- Ga weg!                                  Wie(1)/Wat(2) gaat weg? X
- Loop naar de maan!         Wie(1)/Wat(2) loopt? X

Slide 19 - Diapositive

0

Slide 20 - Vidéo

Wat is het lijdend voorwerp?

Riva heeft met haar moeder een nieuwe broek gekocht in de stad.
A
Riva
B
haar moeder
C
met haar moeder
D
een nieuwe broek

Slide 21 - Quiz

Lijdend voorwerp (LV)
Riva | heeft | met haar moeder | een nieuwe broek | gekocht | in de stad.
   O         WG                                                                                          WG
PV = heeft
WG = heeft gekocht
O = Riva
LV = een nieuwe broek                  

WAT heeft Riva gekocht
een nieuwe broek 

Slide 22 - Diapositive

0

Slide 23 - Vidéo

Meewerkend voorwerp
Stel de vraag:
AAN / VOOR wie + lv + o + wg
De jongen heeft een prachtige roos voor zijn vriendin gekocht.                        


pv
ww dat verandert van tijd
heeft
wg
PV + rest van de ww
heeft gekocht
o
wie / wat + wg 
De jongen
lv
wat / wie + wg + o
een prachtige roos
mv
aan / voor wie + wg + o + lv
voor zijn vriendin
LET OP
AAN / VOOR
kun je weglaten 
of toevoegen  

Slide 24 - Diapositive

Wat is het mv in deze zin?

Johan heeft zijn moeder een leuk boek gegeven voor haar verjaardag.
A
Johan
B
zijn moeder
C
een leuk boek
D
voor haar verjaardag

Slide 25 - Quiz

Welk antwoord is juist?

Mijn beste vriend heb ik een cadeaubon gegeven.
A
mijn beste vriend = mv
B
een cadeaubon = o
C
aan mij beste vriend = mv
D
ik = mv

Slide 26 - Quiz

Bijwoordelijke bepaling (bwb)

  1. pv = heb
  2. wg = heb gegeven
  3. o = ik
  4. lv = een cadeaubon
  5. mv = aan mijn beste vriend
Aan mijn beste vriend | heb | ik | vorige week | een cadeaubon | gegeven.
vorige week
Bijwoordelijke bepaling
Waar, wanneer, hoe, waarmee...enz.
Alles wat je overhoudt na het ontleden van de hele zin!
Er kunnen meerdere bwb's in een zin staan. 

Slide 27 - Diapositive

Snap je het OF vind je het nog lastig?
Tijdens de les moet je aan het werk met opdrachten over de grammatica zinsdelen.
Als je het al goed begrijpt, dan kun je de les gemakkelijk volgen.

Begrijp je het nog niet zo goed? 

Jij moet kennen: pv, wg, o, lv, mv, bwb. Oefen alleen met deze zinsdelen. Andere zinsdelen hoef je niet te kennen.

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Vidéo