2.2 Ionen

• Scheikunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Atomen en ionen

Par. 2.1

Par. 2.2

Planning

Herhalen par. 2.1

Nakijken huiswerkvragen/ bespreken

Instructie par. 2.2

Werken aan opdrachten 2.2

 Deeltjesmodellen

Atoommodel van Rutherford     en      Atoommodel van Bohr

Wat geeft het atoomnummer?

1. Aantal neutronen
2. Aantal protonen
3. Aantal ionen

Massagetal =

1. aantal protonen
2. aantal neutronen
3. aantal protonen - aantal elektronen
4. aantal protonen + aantal neutronen

Wat is het aantal protonen

1. 40
2. 20
3. 19
4. 18

Het aantal protonen (p), neutronen (n) en elektronen (e) in een nikkelatoom met massagetal 58 is:

1. 28p, 28n, 30e
2. 30p, 28n, 28e
3. 28p, 30n, 28e
4. 28p, 30n, 30e

Isotopen verschillen van elkaar in ...

1. Aantal protonen
2. Aantal elektronen
3. Aantal protonen en elektronen
4. Aantal neutronen

Huiswerk Nakijken

Kijk in tweetallen je huiswerk na!

Bespreek met elkaar de vragen die je lastig vond

Kom je/jullie er niet uit, roep mij erbij!

Ionen

Definitie van een ion: 

een ion is een geladen deeltje dat ontstaat doordat een atoom een of meer elektronen in de buitenste schil opneemt of afstaat

Verschil tussen atoom en ion

- Atoom met positieve lading heet een positief ion.

-Atoom met een negatieve lading heet een negatief ion.

-Lading hangt af van hoeveel elektronen een atoom kan opnemen of afstaan. Dit noem je elektrovalentie.

Octetregel

-Atomen streven naar een achtomringing, een octet in hun buitenste schil. 

-Dit zijn acht elektronen in een buitenste schil.

-Dit kan door opnemen, afstaan of delen van elektronen.

-Dit noem je ook wel edelgasconfiguratie

-Voornamelijk het geval bij groep 18 edelgassen.

Ionen

atoomnummer = protonen

(bepaalt eigenschappen van element)

• kern = protonen + neutronen (=  massa ) om kern heen cirkelen elektronen (-lading) 
• in buitenste baan kunnen elektronen worden opgenomen of  verdwijnen = valentie-elektronen
• alleen deze valentie-elektronen  zijn betrokken bij alle reacties 

Wat zijn valentie-elektronen?

1. Een elektron dat overspringt naar ander atoom
2. Een negatief geladen deeltje
3. Elektronen in de buitenste schil

Hoeveel valentie elektronen heeft fosfor

1. 2
2. 8
3. 5
4. 15

Hoeveel valentie elektronen heeft Argon

1. 2
2. 8
3. 8
4. 18

Hoeveel elektronen heeft het oxide ion?

1. 2
2. 6
3. 8
4. 10

Hoeveel elektronen heef het Calcium-ion?

1. 10
2. 20
3. 22
4. 18

Hoeveel elektronen heeft het sulfide ion?

1. 16
2. 14
3. 18
4. 17

Werken aan de opdrachten

Neem par. 2.2 goed door en maak volgende opdrachten:

22, 24, 28, 29, 

Einde vd les