H2.2 Ionen

H2.2 Ionen
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

H2.2 Ionen

Slide 1 - Diapositive

 Deeltjesmodellen
Atoommodel van Rutherford     en      Atoommodel van Bohr

Slide 2 - Diapositive

Wat geeft het atoomnummer weer?
A
Aantal neutronen
B
Aantal protonen
C
Aantal ionen

Slide 3 - Quiz

Massagetal =
A
aantal protonen
B
aantal neutronen
C
aantal protonen - aantal elektronen
D
aantal protonen + aantal neutronen

Slide 4 - Quiz

Wat is het aantal protonen
A
40
B
20
C
19
D
18

Slide 5 - Quiz

Het aantal protonen (p), neutronen (n) en elektronen (e) in een nikkelatoom met massagetal 58 is:
A
28p, 28n, 30e
B
30p, 28n, 28e
C
28p, 30n, 28e
D
28p, 30n, 30e

Slide 6 - Quiz

Isotopen verschillen van elkaar in ...
A
Aantal protonen
B
Aantal elektronen
C
Aantal protonen en elektronen
D
Aantal neutronen

Slide 7 - Quiz

Vragen over het Huiswerk?

Slide 8 - Diapositive

Leerdoelen
Je kunt na afloop van de les 
  • uitleggen wat een ion is;
  • uitleggen hoe positieve en negatieve ionen ontstaan uit atomen;
  • het begrip elektrovalentie toelichten;
  • de elektrovalentie van een atoomsoort afleiden uit het periodiek systeem;
  • de octetregel uitleggen en toepassen.

Slide 9 - Diapositive

atoomnummer = protonen
(bepaalt eigenschappen van element)
  • kern = protonen + neutronen (=  massa ) om kern heen cirkelen elektronen (-lading) 
  • in buitenste baan kunnen elektronen worden opgenomen of  verdwijnen = valentie-elektronen
  • alleen deze valentie-elektronen  zijn betrokken bij alle reacties 

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Ionen
Definitie van een ion

een ion is een geladen deeltje dat ontstaat doordat een atoom een of meer elektronen in de buitenste schil opneemt of afstaat

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Verschil tussen atoom en ion
  • Atoom met positieve lading heet een positief ion.
  • Atoom met een negatieve lading heet een negatief ion.
  • Lading hangt af van hoeveel elektronen een atoom kan opnemen of afstaan. Dit noem je elektrovalentie.

(De buitenste elektronen in een schil noem 
je valentie-eletronen)


Slide 14 - Diapositive

Ionen
  • Ionen zijn dus geladen atomen
  • Een ion heeft een verschillend aantal elektronen en protonen
  • Het massagetal van een ion is hetzelfde als het massagetal van het atoom
  • De elektronen zijn verdeeld over een aantal schillen.
    Zie Binas tabel 99



Slide 15 - Diapositive

Octetregel
  • Atomen streven naar een achtomringing, een octet in hun buitenste schil. 
  • Dit zijn acht elektronen in een buitenste schil.
  • Dit kan door opnemen, afstaan of delen van elektronen.
  • Dit noem je ook wel edelgasconfiguratie
  • Voornamelijk het geval bij groep 18 edelgassen.

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Negatieve ionen
De volgende negatieve ionen moet je leren:
       (Staat ook in de studiewijzer)

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Positieve ionen
De volgende negatieve ionen moet je leren:
       (Staat ook in de studiewijzer)

Slide 20 - Diapositive

Wat zijn valentie-elektronen?
A
Een elektron dat overspringt naar ander atoom
B
Een negatief geladen deeltje
C
Elektronen in de buitenste schil

Slide 21 - Quiz

Hoeveel valentie elektronen heeft fosfor
A
2
B
8
C
5
D
15

Slide 22 - Quiz

Hoeveel valentie elektronen heeft Argon
A
2
B
8
C
8
D
18

Slide 23 - Quiz

Hoeveel elektronen heeft het oxide ion?
A
2
B
6
C
8
D
10

Slide 24 - Quiz

Hoeveel elektronen heef het Calcium-ion?
A
10
B
20
C
22
D
18

Slide 25 - Quiz

Hoeveel elektronen heeft het sulfide ion?
A
16
B
14
C
18
D
17

Slide 26 - Quiz

Leerdoelen
Je kunt na afloop van de les 
  • uitleggen wat een ion is;
  • uitleggen hoe positieve en negatieve ionen ontstaan uit atomen;
  • het begrip elektrovalentie toelichten;
  • de elektrovalentie van een atoomsoort afleiden uit het periodiek systeem;
  • de octetregel uitleggen en toepassen.

Slide 27 - Diapositive

Huiswerk
Maak de volgende opdrachten:
Leer HS2.2 (blz. 43-45)
Maak de vragen 18 t/m 27 (blz. 46-47)
Kijk de opdrachten goed na, wanneer je ze gemaakt hebt.
Maak een notitie van de vragen die je niet snapte of waarvan je meer uitleg wil hebben.
Stel deze vragen de volgende les.

Slide 28 - Diapositive