4.2. De evolutietheorie

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Welkom!

We beginnen met herhaling van 4.1.

Daarna uitleg van 4.2

Om organismen in een RIJK te kunnen indelen kijk je naar drie eigenschappen

1. celkern-celwand-bladgroenkorrels
2. eencellig-meercellig-geen cellen
3. beweegt wel-beweegt niet-kan lopen
4. warm-koud-lauw

Bij welk RIJK hoort dit organisme?

1. Bacteriën
2. Schimmels
3. Geleedpotigen
4. Dieren

De cellen van een waterlelie hebben een celwand

1. Ja
2. Nee

De cellen van mijn spieren hebben een kern

1. Ja
2. Nee

Veranderingen in het genotype (en fenotype)

Mutaties kunnen bepaalde eigenschappen anders maken.

Natuurlijke selectie

Roofdieren zullen nu vooral de bruine muizen eten, die vallen op. Grijs is beter aan het milieu aangepast om te overleven. 

Grijs = schutkleur

Voorbeelden van goede aanpassingen aan het milieu. 

Bv. een schutkleur.

Aanpassingen: schutkleur

Natuurlijke selectie

• Door een variatie in fenotype zijn er veel verschillende soorten slakken. Dit komt o.a. door erfelijke variatie.

• De organismen die goed zijn aangepast overleven en kunnen zich voortplanten. Dit noem je natuurlijke selectie.

Een nieuwe soort?

Ontstaan van nieuwe
soorten

Kan ook gebeuren als een populatie
gescheiden en geïsoleerd wordt.

Barrières voorkomen voortplanten.

De grondlegger van de evolutietheorie

1. Lamarck
2. De Vink
3. Darwin
4. MH2F

Waarvan spreken we als het gaat om het best aangepaste organisme overleeft?

1. Isolatie
2. Natuurlijke selectie
3. Kunstmatige selectie

Als bij een soort veel verschillende genotypen voorkomen, heeft deze soort een ...(vul in)... overlevingskans.

1. kleinere
2. grotere

op welke twee manieren kan het genotype veranderen?

1. door mutaties en door geslachtelijke voortplanting
2. door mutaties en door ongeslachtelijke voortplanting
3. door mutaties en het milieu
4. door ongeslachtelijke voortplanting en het milieu

Natuurlijke selectie betekent dat individuen met gunstige erfelijke eigenschappen meer nakomelingen krijgen dan individuen zonder deze eigenschappen.

1. juist
2. onjuist

Maak BS 2

Blz. 152

Maken vraag 11 t/m 17