Voorbeeld ontleden zinnen
Hij heeft een voetbal gevonden.
1. Persoonsvorm(pv): heeft
2. Zinsdeelstrepen zetten in de zin: Hij/heeft/een voetbal/gevonden.
3. Werkwoordelijk gezegde(wg): heeft gevonden
4. Onderwerp (o): hij
5. Lijdend voorwerp(lv): wie/wat + gezegde + onderwerp?
Wie/wat heeft hij gevonden?: een voetbal
Het lijdend voorwerp is: een voetbal