Stijlkwesties les 3 periode 2 lj 1

1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Stijlkwesties les 3 periode 2 lj 1

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive


Alle of allen?

Slide 11 - Diapositive

Met of zonder -n?
1.   Mick stond gisteren met zijn stripboeken op de boekenmarkt   en hij heeft ze alle verkocht.
2.  In de wachtkamer zaten zes patiënten die allen zenuwachtig        waren.
3.  Mevrouw Ooms stuurde kerstkaarten naar al haar neven en            nichten; ze heeft er dus vele verstuurd.
4.   Velen waren vorige week op de jaarlijkse familiebijeenkomst.

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Met -n / zonder -n
Met -n:
- Als het personen aanduidt.
- Als het zelfstandig gebruikt wordt

Zonder -n:
- Als het geen personen aanduidt (dus dingen/dieren etc.)
- Als het niet zelfstandig gebruikt wordt (dus bijvoeglijk)

Slide 18 - Diapositive

Zijn Clemens en Arnold hier de ..... met verstand van kunst?
A
enige
B
enigen

Slide 19 - Quiz

Van de ..... Italiaanse gerechten lustte Janine er slechts ......
A
tientalle/enkele
B
tientalle/enkelen
C
tientallen/enkele
D
tientallen/enkelen

Slide 20 - Quiz

Krijgen ook de .... die arriveren, dit aandenken aan de fietstocht?
A
laatste
B
laatsten

Slide 21 - Quiz

.... zijn geroepen, maar .....uitverkoren, zegt de Bijbel.
A
velen/weinigen
B
vele/weinige
C
vele/weinigen
D
velen/weinige

Slide 22 - Quiz

Toen het zo sneeuwde, kwamen alleen de ... leerlingen op tijd in de les, maar ... waren echt veel te laat.
A
eerste/sommigen
B
eersten/sommige
C
eerste/sommige
D
eersten/sommige

Slide 23 - Quiz

De kroketten waren .. te hard, maar de ... waren wel eetbaar.
A
alle/meesten
B
alle/meeste
C
allen/meeste
D
allen/meesten

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Diapositive

Onder de .... waren artiesten, onder wie de leden van de band Kensington.
A
genodigden
B
genodige

Slide 26 - Quiz

De hengelaar nam de grote vissen mee en gooide de ... terug.
A
kleinen
B
kleine

Slide 27 - Quiz

.... haringen lust Kerwin wel, maar .... vindt hij vies.
A
zoute/zuren
B
zouten/zuren
C
zouten/zure
D
zoute/zure

Slide 28 - Quiz

Dit gebouw is slecht toegankelijk voor .....
A
gehandicapte
B
gehandicapten

Slide 29 - Quiz

Mevrouw Verhoeck bekeek alle tomaten en zocht de .... eruit.
A
mooiste
B
mooisten

Slide 30 - Quiz

Beide of beiden?

... winkels gingen in dezelfde maand failliet.
A
Beide
B
Beiden

Slide 31 - Quiz

Beide of beiden?

Meron en Rashid zijn ... aanwezig bij de praktijklessen.
A
Beide
B
Beiden

Slide 32 - Quiz

Met een -n of zonder?
Ik heb twee zussen. Beide/Beiden hebben een eigen kamer.
A
Beide
B
Beiden

Slide 33 - Quiz

Wil je een appel of een peer? Ik wil ....
A
beide
B
beiden

Slide 34 - Quiz

Kies A of B :
De jongens waren boos. Ze hadden (...) op hun donder gekregen.
A
beiden
B
beide

Slide 35 - Quiz

Onderdeel 5: alle of allen, beide of beiden

1. De leerlingen van de brugklas zijn ....... bevorderd.
A
alle
B
allen

Slide 36 - Quiz

alle of allen/ beide of beiden
Alle of allen; beide of beiden?
Woorden als alle, beide, en sommige kun je met en zonder -n schrijven:

Sommige docenten verzinnen echt grappige dingen.
Enkelen doen nooit iets leuks.
De paarden stonden beide in de wei.
De leerlingen zijn allen geslaagd.
Meestal hoor je dit niet, dus je moet de regels kennen. Bij Meer weten kun je deze regels vinden.

Slide 37 - Diapositive

Kies uit A of B:
De timmermannen wilden wel aan de slag, maar (...) hadden hun gereedschap vergeten.
A
allen
B
alle

Slide 38 - Quiz

5.3 Wanneer -e of -en? (alle / allen) (beide/ beiden)
Algemene regel:
-Bij mensen  
    -e als er een zelfstandig naamwoord achter staat

Beide kinderen
Alle studenten zitten in de klas
Enkele rechters zijn strenger


Slide 39 - Diapositive

5.3 Wanneer -e of -en? (alle / allen) (beide/ beiden)
Let op! 
 -en als het om een verwijzing naar mensen gaat.

Ik heb vandaag alle getuigen gesproken. Sommigen zijn erg geschrokken.

Slide 40 - Diapositive

Alle of allen?
Welke vorm je moet gebruiken hangt van twee dingen af:

  1. Is het een zelfstandig naamwoord?
  2. Gaat het om personen?

Slide 41 - Diapositive

Ga aan de slag met Studiemeter
taalverzorging/
stijlkwesties/
vaste voorzetsels/
alle - allen

Slide 42 - Diapositive