do 18 febr . Alle of allen?


Alle of allen?
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon


Alle of allen?

Slide 1 - Diapositive

Met of zonder -n?
1.   Mick stond gisteren met zijn stripboeken op de boekenmarkt        en hij heeft ze alle verkocht.
2.  In de wachtkamer zaten zes patiënten die allen zenuwachtig        waren.
3.  Mevrouw Ooms stuurde kerstkaarten naar al haar neven en            nichten; ze heeft er dus vele verstuurd.
4.   Velen waren vorige week op de jaarlijkse familiebijeenkomst.

Slide 2 - Diapositive

Met of zonder -n

alle - allen, vele - velen, enkele - enkelen, sommige - sommigen


- zelfstandig gebruikt (dus zonder zn erachter) en verwijzend naar personen : Allen waren aanwezig; Sommigen mogen niet .

- zelfstandig gebruikt bn die verwijzen naar personen: De roden wonnen de wedstrijd; De rijken beheersen de wereld.


Slide 3 - Diapositive


alle-allen

Met of zonder -n?


Slide 4 - Diapositive

met of zonder -n? - telwoorden
Telwoorden als enkele, vele, weinige, sommige:
- met -n -> als ze zelfstandig worden gebruikt en personen aanduidt:   
                      Allen waren uitgenodigd.

-zonder -n -> als ze niet zelfstandig worden gebruikt of als ze geen                                                   personen  aanduiden:
                     Alle collega's waren uitgenodigd.
                     Van de oplossingen waren alle goed.

Slide 5 - Diapositive

Huiswerk voor ma 25 jan
Spelling blok 3
Maken opdr. 3 en 4

Leren blz, 130 
Alle of allen?

Slide 6 - Diapositive

5.3 Wanneer -e of -en? (alle / allen) (beide/ beiden)
Algemene regel:
- Bij dieren en dingen –e
Alle, beide, vele, weinige 

Beide honden hebben gebeten.  



Slide 7 - Diapositive

doel Spelling
1. Bijvoeglijke naamwoorden schrijf je foutloos.

2. Allen of Alle?
Sommigen of Sommigen?
Enkelen of Enkele?

Aan het eind van de les weet je dit!

Slide 8 - Diapositive

Beide of beiden?

... winkels gingen in dezelfde maand failliet.
A
Beide
B
Beiden

Slide 9 - Quiz

Beide of beiden?

Meron en Rashid zijn ... aanwezig bij de praktijklessen.
A
Beide
B
Beiden

Slide 10 - Quiz

Met een -n of zonder?
Ik heb twee zussen. Beide/Beiden hebben een eigen kamer.
A
Beide
B
Beiden

Slide 11 - Quiz

Wil je een appel of een peer? Ik wil ....
A
beide
B
beiden

Slide 12 - Quiz

Wil je een appel of een peer? Ik wil ....
A
beide
B
beiden

Slide 13 - Quiz

Kies A of B :
De jongens waren boos. Ze hadden (...) op hun donder gekregen.
A
beiden
B
beide

Slide 14 - Quiz

Onderdeel 5: alle of allen, beide of beiden

1. De leerlingen van de brugklas zijn ....... bevorderd.
A
alle
B
allen

Slide 15 - Quiz

Kies A of B :
De jongens waren boos. Ze hadden (...) op hun donder gekregen.
A
beiden
B
beide

Slide 16 - Quiz

alle of allen/ beide of beiden
Alle of allen; beide of beiden?
Woorden als alle, beide, en sommige kun je met en zonder -n schrijven:

Sommige docenten verzinnen echt grappige dingen.
Enkelen doen nooit iets leuks.
De paarden stonden beide in de wei.
De leerlingen zijn allen geslaagd.
Meestal hoor je dit niet, dus je moet de regels kennen. Bij Meer weten kun je deze regels vinden.

Slide 17 - Diapositive

Kies uit A of B:
De timmermannen wilden wel aan de slag, maar (...) hadden hun gereedschap vergeten.
A
allen
B
alle

Slide 18 - Quiz

5.3 Wanneer -e of -en? (alle / allen) (beide/ beiden)
Algemene regel:
-Bij mensen  
    -e als er een zelfstandig naamwoord achter staat

Beide kinderen
Alle studenten zitten in de klas
Enkele rechters zijn strenger


Slide 19 - Diapositive

5.3 Wanneer -e of -en? (alle / allen) (beide/ beiden)
Let op! 
 -en als het om een verwijzing naar mensen gaat.

Ik heb vandaag alle getuigen gesproken. Sommigen zijn erg geschrokken.

Slide 20 - Diapositive

Alle of allen?
Welke vorm je moet gebruiken hangt van twee dingen af:

  1. Is het een zelfstandig naamwoord?
  2. Gaat het om personen?

Slide 21 - Diapositive