Met of zonder -n?


Alle of allen?
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon


Alle of allen?

Slide 1 - Diapositive

Met of zonder -n?
1.   Mick stond gisteren met zijn stripboeken op de boekenmarkt   en hij heeft ze alle verkocht.
2.  In de wachtkamer zaten zes patiënten die allen zenuwachtig        waren.
3.  Mevrouw Ooms stuurde kerstkaarten naar al haar neven en            nichten; ze heeft er dus vele verstuurd.
4.   Velen waren vorige week op de jaarlijkse familiebijeenkomst.

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Met -n / zonder -n
Met -n:
- Als het personen aanduidt.
- Als het zelfstandig gebruikt wordt

Zonder -n:
- Als het geen personen aanduidt (dus dingen/dieren etc.)
- Als het niet zelfstandig gebruikt wordt (dus bijvoeglijk)

Slide 8 - Diapositive

Zijn Clemens en Arnold hier de ..... met verstand van kunst?
A
enige
B
enigen

Slide 9 - Quiz

Van de ..... Italiaanse gerechten lustte Janine er slechts ......
A
tientalle/enkele
B
tientalle/enkelen
C
tientallen/enkele
D
tientallen/enkelen

Slide 10 - Quiz

Krijgen ook de .... die arriveren, dit aandenken aan de fietstocht?
A
laatste
B
laatsten

Slide 11 - Quiz

.... zijn geroepen, maar .....uitverkoren, zegt de Bijbel.
A
velen/weinigen
B
vele/weinige
C
vele/weinigen
D
velen/weinige

Slide 12 - Quiz

Toen het zo sneeuwde, kwamen alleen de ... leerlingen op tijd in de les, maar ... waren echt veel te laat.
A
eerste/sommigen
B
eersten/sommige
C
eerste/sommige
D
eersten/sommige

Slide 13 - Quiz

De kroketten waren .. te hard, maar de ... waren wel eetbaar.
A
alle/meesten
B
alle/meeste
C
allen/meeste
D
allen/meesten

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Diapositive

Onder de .... waren artiesten, onder wie de leden van de band Kensington.
A
genodigden
B
genodige

Slide 16 - Quiz

De hengelaar nam de grote vissen mee en gooide de ... terug.
A
kleinen
B
kleine

Slide 17 - Quiz

.... haringen lust Kerwin wel, maar .... vindt hij vies.
A
zoute/zuren
B
zouten/zuren
C
zouten/zure
D
zoute/zure

Slide 18 - Quiz

Dit gebouw is slecht toegankelijk voor .....
A
gehandicapte
B
gehandicapten

Slide 19 - Quiz

Mevrouw Verhoeck bekeek alle tomaten en zocht de .... eruit.
A
mooiste
B
mooisten

Slide 20 - Quiz

Huiswerk - dinsdag 9 maart 1e uur

Maken: opdr. 1 en opdr 2 van H2 spelling (online maken, anders maak je een foto en laat je zien dat je het in je schrift gemaakt hebt)

Slide 21 - Diapositive

Beide of beiden?

... winkels gingen in dezelfde maand failliet.
A
Beide
B
Beiden

Slide 22 - Quiz

Beide of beiden?

Meron en Rashid zijn ... aanwezig bij de praktijklessen.
A
Beide
B
Beiden

Slide 23 - Quiz

Met een -n of zonder?
Ik heb twee zussen. Beide/Beiden hebben een eigen kamer.
A
Beide
B
Beiden

Slide 24 - Quiz

Wil je een appel of een peer? Ik wil ....
A
beide
B
beiden

Slide 25 - Quiz

Kies A of B :
De jongens waren boos. Ze hadden (...) op hun donder gekregen.
A
beiden
B
beide

Slide 26 - Quiz

Onderdeel 5: alle of allen, beide of beiden

1. De leerlingen van de brugklas zijn ....... bevorderd.
A
alle
B
allen

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Diapositive

alle of allen/ beide of beiden
Alle of allen; beide of beiden?
Woorden als alle, beide, en sommige kun je met en zonder -n schrijven:

Sommige docenten verzinnen echt grappige dingen.
Enkelen doen nooit iets leuks.
De paarden stonden beide in de wei.
De leerlingen zijn allen geslaagd.
Meestal hoor je dit niet, dus je moet de regels kennen. Bij Meer weten kun je deze regels vinden.

Slide 29 - Diapositive

Kies uit A of B:
De timmermannen wilden wel aan de slag, maar (...) hadden hun gereedschap vergeten.
A
allen
B
alle

Slide 30 - Quiz

5.3 Wanneer -e of -en? (alle / allen) (beide/ beiden)
Algemene regel:
-Bij mensen  
    -e als er een zelfstandig naamwoord achter staat

Beide kinderen
Alle studenten zitten in de klas
Enkele rechters zijn strenger


Slide 31 - Diapositive

5.3 Wanneer -e of -en? (alle / allen) (beide/ beiden)
Let op! 
 -en als het om een verwijzing naar mensen gaat.

Ik heb vandaag alle getuigen gesproken. Sommigen zijn erg geschrokken.

Slide 32 - Diapositive

Alle of allen?
Welke vorm je moet gebruiken hangt van twee dingen af:

  1. Is het een zelfstandig naamwoord?
  2. Gaat het om personen?

Slide 33 - Diapositive