alle of allen


Alle of allen?
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon


Alle of allen?

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Beide of beiden?

Meron en Rashid zijn ... aanwezig bij de praktijklessen.
A
Beide
B
Beiden

Slide 3 - Quiz

Met of zonder -n?
1.   Mick stond gisteren met zijn stripboeken op de boekenmarkt   en hij heeft ze alle verkocht.
2.  In de wachtkamer zaten zes patiënten die allen zenuwachtig        waren.
3.  Mevrouw Ooms stuurde kerstkaarten naar al haar neven en            nichten; ze heeft er dus vele verstuurd.
4.   Velen waren vorige week op de jaarlijkse familiebijeenkomst.

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Met -n / zonder -n
Met -n:
- Als het personen aanduidt.
- Als het zelfstandig gebruikt wordt

Zonder -n:
- Als het geen personen aanduidt (dus dingen/dieren etc.)
- Als het niet zelfstandig gebruikt wordt (dus bijvoeglijk)

Slide 9 - Diapositive

Zijn Clemens en Arnold hier de ..... met verstand van kunst?
A
enige
B
enigen

Slide 10 - Quiz

Krijgen ook de .... die arriveren, dit aandenken aan de fietstocht?
A
laatste
B
laatsten

Slide 11 - Quiz

.... zijn geroepen, maar .....uitverkoren, zegt de Bijbel.
A
velen/weinigen
B
vele/weinige
C
vele/weinigen
D
velen/weinige

Slide 12 - Quiz

Toen het zo sneeuwde, kwamen alleen de ... leerlingen op tijd in de les, maar ... waren echt veel te laat.
A
eerste/sommigen
B
eersten/sommige
C
eerste/sommige
D
eersten/sommige

Slide 13 - Quiz

De kroketten waren .. te hard, maar de ... waren wel eetbaar.
A
alle/meesten
B
alle/meeste
C
allen/meeste
D
allen/meesten

Slide 14 - Quiz

Beide of beiden?

... winkels gingen in dezelfde maand failliet.
A
Beide
B
Beiden

Slide 15 - Quiz

Met een -n of zonder?
Ik heb twee zussen. Beide/Beiden hebben een eigen kamer.
A
Beide
B
Beiden

Slide 16 - Quiz

Wil je een appel of een peer? Ik wil ....
A
beide
B
beiden

Slide 17 - Quiz

Kies A of B :
De jongens waren boos. Ze hadden (...) op hun donder gekregen.
A
beiden
B
beide

Slide 18 - Quiz

Onderdeel 5: alle of allen, beide of beiden

1. De leerlingen van de brugklas zijn ....... bevorderd.
A
alle
B
allen

Slide 19 - Quiz

alle of allen/ beide of beiden
Alle of allen; beide of beiden?
Woorden als alle, beide, en sommige kun je met en zonder -n schrijven:

Sommige docenten verzinnen echt grappige dingen.
Enkelen doen nooit iets leuks.
De paarden stonden beide in de wei.
De leerlingen zijn allen geslaagd.
Meestal hoor je dit niet, dus je moet de regels kennen. Bij Meer weten kun je deze regels vinden.

Slide 20 - Diapositive

5.3 Wanneer -e of -en? (alle / allen) (beide/ beiden)
Algemene regel:
-Bij mensen  
    -e als er een zelfstandig naamwoord achter staat

Beide kinderen
Alle studenten zitten in de klas
Enkele rechters zijn strenger


Slide 21 - Diapositive

5.3 Wanneer -e of -en? (alle / allen) (beide/ beiden)
Let op! 
 -en als het om een verwijzing naar mensen gaat.

Ik heb vandaag alle getuigen gesproken. Sommigen zijn erg geschrokken.

Slide 22 - Diapositive

Alle of allen?
Welke vorm je moet gebruiken hangt van twee dingen af:

  1. Is het zelfstandig gebruikt?
  2. Gaat het om personen?

Slide 23 - Diapositive