directe/indirecte rede

Directe/indirecte rede
Je leert: 
het verschil tussen de directe rede en de indirecte rede
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Directe/indirecte rede
Je leert: 
het verschil tussen de directe rede en de indirecte rede

Slide 1 - Diapositive

Welke zin staat in de directe rede?
A
De minister zegt dat hij moe is.
B
Hij vraagt of hij mag vertrekken.
C
De voorzitter zegt: 'U kunt gaan.'

Slide 2 - Quiz

Slide 3 - Diapositive

Wat valt je op?
De docent zegt dat we weer gaan oefenen met de directe rede en indirecte rede.

De docent zegt: 'We gaan weer oefenen met de
directe rede en indirecte rede.'

Slide 4 - Diapositive

Lesdoel

Ik weet wat de directe en indirecte rede is en kan zinnen omzetten van directe naar indirecte rede en andersom.

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Slide 7 - Diapositive

Wat is de juiste directe rede bij de zin?
A
Ik vraag: "Gaan we het journaal kijken?"
B
Ik vraag "Gaan we het journaal kijken?"
C
Ik vraag: gaan we het journaal kijken?

Slide 8 - Quiz

Wat is de juiste indirecte rede bij de zin?
A
Juf zegt: we gaan stemmen.
B
Juf zegt dat we gaan stemmen
C
Juf zegt of we gaan stemmen.

Slide 9 - Quiz

Zet de zin in de indirecte rede.
Lisanne zegt: ‘Ik ga pannenkoeken eten.’

Slide 10 - Question ouverte

Zet de zin in de indirecte rede.
Rami zegt: ‘Ik ga zwemmen.’

Slide 11 - Question ouverte

Slide 12 - Diapositive

Zet de zin in de directe rede.
Karim vraagt of het bijna pauze is.

Slide 13 - Question ouverte


Slide 14 - Question ouverte


Slide 15 - Question ouverte


Slide 16 - Question ouverte

Wat is de juiste directe rede bij de zin?
A
Hij zegt "Ik heb geen mening."
B
Hij zegt: "Ik heb geen mening."
C
Hij zegt: Ik heb geen mening.

Slide 17 - Quiz

Directe/indirecte rede
Je leerde
het verschil tussen de directe rede en de indirecte rede
en kunt nu
2.3 B, C en E maken

Slide 18 - Diapositive