H2: Zinsdelen samentrekking (havo) en verwijswoorden (vwo)

1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

timer
15:00

Slide 2 - Diapositive

Wat is de planning
15 minuten lezen
Zinsdelen algemeen
Startopdracht verwijswoorden
Uitleg verwijswoorden
Startopdracht samentrekkingen
Uitleg samentrekking
Aan de slag 

 

Slide 3 - Diapositive

Welke zinsdelen ken je?

Slide 4 - Carte mentale

Zinsdelen
Persoonsvorm + werkwoordelijk/naamwoordelijk gezegde
Onderwerp
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Voorzetselvoorwerp
Bijvoeglijke bepaling
Bijvoeglijke bijzin
Bijwoordelijke bepaling

Slide 5 - Diapositive

In tweetallen. Ontleed de zinnen
  1. Tot haar ergernis moest Djoekie op het perron lang op haar vriendin wachten.
  2. Wij geven een lekker snoepje aan mijn broertje
  3. De meeste kleine kinderen luisteren graag naar traditionele sprookjes.
  4. Wordt jouw buurjongen de nieuwe zaterdaghulp?
  5. Ondanks de zware training blijft deze turnster enthousiast
  6. Na een moeizaam gesprek zag de sollicitant liever af van de functie.

Slide 6 - Diapositive

Hoe zit het ook alweer met samengestelde zinnen?

Hoeveel persoonsvormen?
Hoe heten de woorden die deze twee zinnen samenstellen?

Slide 7 - Diapositive

Hoe zit het ook alweer met samengestelde zinnen?


Hoeveel persoonsvormen? 2 of meer
Hoe heten de woorden die deze twee zinnen samenstellen? voegwoorden

Slide 8 - Diapositive

Dan nu
Heeft er nog iemand vragen?

Verwijswoorden

Slide 9 - Diapositive

Wat is het verschil in betekenis in deze zinnen en waar komt dat door?

A. Voor zijn verjaardag kreeg Jos dit nieuwe computerspel, dat hij erg leuk vindt.
B. Voor zijn verjaardag kreeg Jos dit nieuwe computerspel, wat hij erg leuk vindt.

Slide 10 - Diapositive

Wat is het verschil in betekenis in deze zinnen en waar komt dat door?


A. Voor zijn verjaardag kreeg Jos dit nieuwe computerspel, dat hij erg leuk vindt.
B. Voor zijn verjaardag kreeg Jos dit nieuwe computerspel, wat hij erg leuk vindt.

'dat' verwijst naar 'nieuwe computerspel'
'wat' verwijst naar de hele voorafgaande zin

Slide 11 - Diapositive

De juiste verwijzingen
Verwijswoorden wijzen terug naar een of meer woorden die eerder genoemd zijn, het antecedent.

 

  • Naar zelfstandige naamwoorden in het enkelvoud, mannelijk verwijs je met: hij, hem, zijn, deze, die
  • Naar zelfstandige naamwoorden in het enkelvoud, vrouwelijk verwijs je met: zij, ze, haar, deze, die
  • Naar zelfstandige naamwoorden in het enkelvoud, onzijdig verwijs je met: het, zijn, dit, dat
  • Naar zelfstandige naamwoorden in het meervoud verwijs je met: zij, ze, hen, hun, deze, die














Slide 12 - Diapositive

Wanneer is een woord mannelijk of vrouwelijk?
De-woorden zijn mannelijk of vrouwelijk. Als je aan een woord niet kunt zien dat het vrouwelijk is, mag je het beschouwen als mannelijk. 

Van sommige woorden kun je echter wel vaststellen dat ze vrouwelijk zijn:
 

  • Vrouwelijke personen en dieren: de bibliothecaresse, de wolvin
  • de-woorden op de volgende uitgangen:
-heid (vrijheid), -te (ruimte), -iek (fabriek), -nis (geschiedenis), -de (waarde), -theek (discotheek), -ing (regering), -ie (familie), -teit (criminaliteit), -st (kunst, winst), -ij (rederij), -uur (cultuur), 
-schap (vriendschap)
















Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Lien

Samentrekkingen
  1. Damesschoenen en herenschoenen
  2. Kleine landen en grote landen.
  3. Hidde mailde het bestuur en Luuk belde het bestuur.
  4. Feestmutsen en feestneuzen
  5. Beroemde acteurs en beroemde actrices
  6. Kasia reed door rood licht en Kasia kwam daardoor bijna onder de trap.






Hoe kan je deze bovenstaande zinnen korter opschrijven?

Slide 15 - Diapositive

Samentrekkingen
Er bestaat voorwaartse en achterwaartse samentrekking:

  • voorwaartse samentrekking: het gezamenlijke deel wordt genoemd in het eerste deel van de samentrekking en verderop weggelaten: een antieke lamp en een moderne (-);

  • achterwaartse samentrekking: het gemeenschappelijke deel wordt genoemd in het laatste deel van de samentrekking en daarvóór weggelaten: binnen- en buitenland.

Slide 16 - Diapositive

Samentrekkingen
Samentrekkingen komen voor op drie niveaus:


  • woordniveau – op de plaats van het samengetrokken woorddeel wordt een streepje geschreven: keukenstoel en -tafel; zon- en feestdagen;
  • woordgroepsniveau – binnen een woordgroep worden een of meer hele woorden weggelaten: dure ringen en (-) armbanden; hoge (-) en lage bergen;
  • zinsniveau – een of meer zinsdelen (ow, lv, mv, bwb enz.) die twee keer voorkomen, worden weggelaten:
– Iris volleybalt op zaterdag en Peter (-) op zondag.
– Je wilt (-) en krijgt een leuk cadeautje.



Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Lien

Heeft er nog iemand vragen?

Slide 19 - Diapositive

NU
Havo: H2 zinsdelen samentrekking - 1 t/m 5 + 9 en 10


Vwo: H2 zinsdelen verwijswoorden - 1 t/m 5 + 9

Slide 20 - Diapositive