Meewerkend voorwerp

Welkom terug hv1q!
Telefoon in de telefoontas? Pak je spullen!
Wat heb je nodig?
  • Chromebook
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welkom terug hv1q!
Telefoon in de telefoontas? Pak je spullen!
Wat heb je nodig?
  • Chromebook

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat gaan we deze les doen?

  • Leren over het meewerkend voorwerp
  • Opdrachten maken 


Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Doelen van deze les
Aan het einde van deze lees, weet je:

  • wat het meewerkend voorwerp is 
  • en hoe je het herkent in een zin

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

FILMPJE

Slide 4 - Diapositive

Startopdracht
1 een klant
2 een enthousiast publiek
3 de verouderde wijk
4 Xavier

Aan de slag!
Wat? Je maakt opdracht 1 tot en met 3
van hoofdstuk 5 grammatica - zinsdelen (p. 156-157) 
Hoe? Je mag fluisterend overleggen.
Hulp? Lees je boek. Lukt het niet, vraag je buur.
Nog steeds niet? Steek je hand op.                                       
Tijd? 20 minuten.
Resultaat? Je leert over het meewerkend voorwerp.
Klaar? Dan maak je opdracht 4 en 5
                                                           


timer
20:00

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Korte terugblik
Aan het einde van deze lees, weet je:

  • wat het meewerkend voorwerp is 
  • en hoe je het herkent in een zin

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lees de zinnen.
Bepaal per zin wie of wat de ontvanger of luisteraar is.
1. Vlak voor sluitingstijd verkocht de juwelier nog een dure ring aan een klant.
2. De artiest toonde zijn kunsten aan een enthousiast publiek.
3. Binnenkort zal de gemeente de verouderde wijk een opknapbeurt geven.
4. De ober heeft voor Xavier een glas verse jus d’orange ingeschonken.

Slide 7 - Diapositive

Startopdracht
1 een klant
2 een enthousiast publiek
3 de verouderde wijk
4 Xavier

Meewerkend voorwerp
In zinnen met een lijdend voorwerp kan ook een meewerkend voorwerp (mv) staan.
Het mw geeft aan voor wie iets bestemd is. 
  • Het komt voor bij werkwoorden die iets te maken hebben met ‘vertellen’ (meedelen, uitleggen, zeggen) of met ‘geven’ (overhandigen, lenen, toesturen)
Mijn moeder / heeft / een ijsje / aan mijn zusje (mv) / gegeven.

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Meewerkend voorwerp
  • Een meewerkend voorwerp kan beginnen met aan (of voor), maar dat hoeft niet.
Mijn moeder / heeft / mijn zusje (mv) / een ijsje / gegeven.
  • Als het meewerkend voorwerp met voor begint, is het onderwerp meestal iemand die iets voor een ander doet; die ander is het meewerkend voorwerp.
Mijn moeder / zal / voor mijn zusje (mv)/ een ijsje / kopen.

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zo vind je het meewerkend voorwerp
1. Noteer onderwerp, werkwoordelijk gezegde en lijdend voorwerp.
2. Stel de vraag:
Aan/Voor wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?

Het antwoord = het meewerkend voorwerp. 
Er hoeft geen antwoord te zijn!
3. Controleer ten slotte of je aan (voor) kunt weglaten of toevoegen.

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorbeeld
Ik heb Leanne gisteren een bloemetje gegeven. 
  1. ow = ik, wg = heb gegeven, lv = een bloemetje
  2. Vraag: Aan wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?
    Antwoord = .............................
  3. Controle. Kan je aan toevoegen?

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Is dit een meewerkend voorwerp?

Hij laat al zijn geld na [aan goede doelen].
A
Wel een meewerkend voorwerp
B
Geen meewerkend voorwerp

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het meewerkend voorwerp?

Kees doet jou de groeten
A
Geen meewerkend voorwerp
B
jou
C
Kees
D
de groeten

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wie heeft mijn scooter gerepareerd?

mijn scooter =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
werkwoordelijk gezegde

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het meewerkend voorwerp (MV) in de zin:

Mag ik u een kopje koffie aanbieden?

Slide 15 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het meewerkend voorwerp?

Hij geeft zijn zus een knuffel.

Slide 16 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin:
De politieagent gaf de foutparkeerder een flinke boete.

Slide 17 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions