Meewerkend voorwerp 2.0

Meewerkend voorwerp
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsBasisschoolGroep 8

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Meewerkend voorwerp

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Het meewerkend voorwerp
* het meewerkend voorwerp is altijd een mens, dier
* het meewerkend voorwerp kan één woord zijn, maar het kunnen ook meerdere woorden zijn.
* het meewerkend voorwerp staat niet altijd in een zin.
* je vindt het meewerkend voorwerp door aan wie  of  voor wie te vragen.

Slide 3 - Diapositive

Hij geeft de voetbal aan Hassan.
Wat is het meewerkend voorwerp?

Slide 4 - Question ouverte


Staat er een meewerkend voorwerp in deze zin?
(aan wie of voor wie  deel)
A
ja
B
nee

Slide 5 - Quiz


Maak de zin af met een meewerkend voorwerp.
(aan wie of voor wie  deel)

Slide 6 - Question ouverte


Wat is het meewerkend voorwerp?

Slide 7 - Question ouverte


Wat is het meewerkend voorwerp?
Vader heeft voor zijn kinderen een auto gekocht.

Slide 8 - Question ouverte


Wat is het meewerkend voorwerp?
Aan Eva hebben wij een poppenhuis cadeau gegeven.

Slide 9 - Question ouverte


Wat is het meewerkend voorwerp?
Zij heeft haar zoon een fiets gegeven.

Slide 10 - Question ouverte


Wat is het meewerkend voorwerp?
De vrolijke man wijst mij de weg.

Slide 11 - Question ouverte

het werkwoordelijk gezegde
het onderwerp
het lijdend voorwerp
het meewerkend voorwerp
Jip
vraagt
de man
hulp.

Slide 12 - Question de remorquage


Wat is het meewerkend voorwerp?

Slide 13 - Question ouverte


Wat is het meewerkend voorwerp?

Slide 14 - Question ouverte

Wat is het meewerkend voorwerp?
Mijn moeder geeft de leraar een hand.

Slide 15 - Question ouverte

meewerkend voorwerp
Mijn broer mailde Eefje een leuke foto.

Slide 16 - Question ouverte

Wat is het meewerkend voorwerp?

De man biedt haar een stoel aan.
A
een stoel
B
biedt
C
haar
D
een stoel

Slide 17 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp?

Tim koopt een lolly voor zijn klas.
A
zijn klas
B
voor zijn klas
C
Tim
D
een lolly

Slide 18 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp?

Sarah leent een boek aan Thomas.
A
leent
B
aan Thomas
C
Sarah
D
een boek

Slide 19 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp?

Lisa koopt limonade voor Eva
A
Lisa
B
koopt
C
limonade
D
voor Eva

Slide 20 - Quiz