§3.1 IJs, water, waterdamp

3.1 IJs, Water en Waterdamp
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

3.1 IJs, Water en Waterdamp

Slide 1 - Diapositive

Moleculen en atoomen

Slide 2 - Diapositive

Moleculen en atomen
Bekende moleculen:
  • H2O
  • CO2
  • O2
  • CH4 
  • NH3

Slide 3 - Diapositive

Molecuulmodel
Een model is een hulpmiddel
Je ziet een molecuul als een bolletje.


Uitgangspunten molecuulmodel:
  1. Elke stof bestaat uit kleine deeltjes: moleculen.
  2. Elke stof heeft zijn eigen soort moleculen.
  3. Moleculen van één stof zijn aan elkaar gelijk.
  4. Moleculen zijn altijd in beweging en trekken elkaar aan.

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

§3.1 - IJs, Water en waterdamp

Deze les:
- Neerslag
- Fasen
- Deeltjesmodel
- Kristallen

Slide 7 - Diapositive

Vast, vloeibaar en gasvormig
Water kan, net als veel andere stoffen, voorkomen in drie toestanden:
• als vaste stof: ijs;
• als vloeistof: (vloeibaar) water;
• als gas: waterdamp.

Deze drie toestanden worden ook wel fasen genoemd.

Slide 8 - Diapositive

3.1 IJs, water, waterdamp
Er zijn drie toestanden waarin je stoffen tegen kunt komen. Ander woord: FASE
  • onder normale omstandigheden  

Slide 9 - Diapositive

3.1 IJs, water, waterdamp
Er zijn drie toestanden waarin je stoffen tegen kunt komen. Ander woord: FASE
  • onder normale omstandigheden  
Powerpoint

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

3.1 IJs, water, waterdamp
Soorten neerslag
ijzel
Nevel

Slide 12 - Diapositive

Nevel
  • In de lucht die je uitademt, zit veel waterdamp. Die kun je niet zien.
  • Bij koud weer kan de waterdamp in je adem overgaan in kleine waterdruppeltjes.
  • Je ziet dan een klein nevelwolkje voor je mond verschijnen

3.1 IJs, water, waterdamp

Slide 13 - Diapositive

stoom
  • waterdamp is niet zichtbaar. 
  • Als waterdamp afkoelt en in vloeistof (druppels) verandert dan zie je het.
3.1 IJs, water, waterdamp

Slide 14 - Diapositive

Dauw
  • Als de voorwerpen afkoelen omdat ze hun warmte uitstralen dan condenseert de waterdamp in de lucht tot druppeltjes. 
  • Dauw ontstaat het gemakkelijkst op voorwerpen zoals gras, bladeren, relingen, autodaken en bruggen.
3.1 IJs, water, waterdamp

Slide 15 - Diapositive

Rijp
  • Rijp is een wit laagje bevroren water op voorwerpen en op planten. 
  • Rijp ontstaat 's nachts als voorwerpen snel kouder worden. De waterdamp op de voorwerpen bevriest dan. Het worden dan kleine ijskristallen.
3.1 IJs, water, waterdamp

Slide 16 - Diapositive

Rijp bestaat uit allemaal kleine ijskristallen

Slide 17 - Diapositive

Vaste stof


In een vaste stof hebben alle moleculen een eigen, vaste plaats (figuur 3a). 

Een blok ijs heeft daardoor niet alleen een vast volume, maar ook een vaste vorm.

Slide 18 - Diapositive

Vloeistof


In een vloeistof hebben de moleculen geen vaste plaats. Ze bewegen voortdurend in alle richtingen 
langs elkaar heen (figuur 3b). 

De moleculen blijven zo dicht mogelijk bij elkaar. 

Slide 19 - Diapositive

Gas

In een gas bewegen de moleculen los van elkaar. Ze verspreiden zich meteen over de ruimte waar het 
gas in zit (figuur 3c). 

Een gas zoals waterdamp heeft daardoor geen vaste vorm en ook geen vast volume.

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

  • Sneeuw bestaat uit ijskristallen. Alle kristallen hebben een zeshoekige structuur.
  • Deze kristalstructuur is kenmerkend voor sneeuw. 
  • Elke vaste stof heeft een kenmerkende kristalstructuur.
3.1 IJs, water, waterdamp

Slide 22 - Diapositive

  • Kristallen kunnen heel klein zijn, maar ook centimeters groot. 
  • En in sommige gevallen wel meters hoog.
3.1 IJs, water, waterdamp

Slide 23 - Diapositive

3.1 Kristalrooster
Omdat de atomen afwisselend gelijk zijn, kunnen ze op een regelmatige manier ‘gestapeld’ worden. 

Zo ontstaat een kristalrooster waarin elk atoom een vaste plaats heeft en zo een molecuul vormt.

Slide 24 - Diapositive

Sleep de fase naar de juiste afbeelding van het  deeltjesmodel
Vloeibaar
Gas
Vast

Slide 25 - Question de remorquage

Vast
Vloeibaar
Gas
Zeewater
Waterdamp
Rijp
Mist
Wolk
Stoom
IJsklontje
IJzel

Slide 26 - Question de remorquage

Welke van de volgende vormen van water is vloeibaar?
A
Dauw
B
Sneeuw
C
Stoom
D
Wolk

Slide 27 - Quiz

Welke soort van neerslag is dit?
A
Dauw
B
Rijp
C
IJzel

Slide 28 - Quiz

Welke uitspraak is juist?
A
een atoom is opgebouwd uit een of meer moleculen.
B
een molecuul is bij alle stoffen ongeveer even groot.
C
een molecuul is een bouwsteen van een atoom.
D
een molecuul is opgebouwd uit een of meer atomen.

Slide 29 - Quiz

Uit hoeveel hoeken bestaat een kristalstructuur altijd?

Slide 30 - Question ouverte


Huiswerk voor de volgende les:


Maken §3.1 opdracht 1 t/m 8 blz 83 t/m 85

Slide 31 - Diapositive

PLUS: DE dichtheid van ijs en water
  • De meeste stoffen krimpen als ze vast worden. Daardoor wordt het volume kleiner en de dichtheid groter.
  • Als water vast wordt, dan wordt het volume groter. 
  • De dichtheid wordt kleiner, ijs drijft daardoor op water.
3.1 IJs, water, waterdamp

Slide 32 - Diapositive

3.1 IJs, water, waterdamp
VWO
PLUS: Cohesie en adhesie

Slide 33 - Diapositive

Het molecuulmodel
  • Elke stof bestaat uit moleculen
  • Elke stof zijn eigen soort moleculen
  • Moleculen bewegen altijd
  • Hoe hoger de temperatuur hoe snelle moleculen bewegen
  • Moleculen trekken elkaar aan 
  • Er zit niets tussen de moleculen

Slide 34 - Diapositive