Grammatica deel 1 taalgroep D

• NT2
• Basisschool
• Groep 8

Grammatica

- oefenen met persoonsvorm

- oefenen met voltooid deelwoord

- oefenen met zinsdelen

- oefenen met voegwoorden

Uitleg persoonsvorm

0

Hoe vind ik de persoonsvorm?

1. Door de zin vragend te maken.
2. Door de tijd van de zin te veranderen.
3. Door de zin enkelvoud of meervoud te maken.
4. Ze zijn allemaal goed.

Zelf oefenen

Lees de zin. 

Schrijf op wat de persoonsvorm is.

Wat is de persoonsvorm:
De apen spelen.

Wat is de persoonsvorm:
Zij worden 15 jaar.

Wat is de persoonsvorm:
Hij mailt de juf.

Wat is de persoonsvorm:
De computer wil niet starten.

Uitleg onderwerp

0

Hoe vind ik het onderwerp?

1. Wie of wat + persoonsvorm.
2. Ik moet een vraag maken van de zin.
3. Wie?
4. Wat?

Zelf oefenen

Lees de zin. 

Schrijf op wat het onderwerp is.

Wat is het onderwerp:
De apen spelen.

Wat is het onderwerp:
Zij worden 15 jaar.

Wat is het onderwerp:
Hij mailt de juf.

Wat is het onderwerp:
De computer wil niet starten.

Instructie

Schrijf de antwoorden op een blaadje. 

Maak er een foto van en upload de foto op de volgende pagina.

Maak een foto van je antwoorden van de vorige opdracht:)

0

Waar is de zin goed geknipt?

1. Pim/bakt/een ei.
2. Pim/bakt/een/ei.
3. Pim bakt/een/ei.
4. Pim/bakt een/ei.

Waar is de zin goed geknipt?

1. Zijn ouders/doen/de/was.
2. Zijn ouders/doen/de was.
3. Zijn/ouders doen/de/was.
4. Zijn/ouders/doen/de was.

Waar is de zin goed geknipt?

1. Mijn bakker/verkoopt/de/broden.
2. Mijn/bakker/verkoopt/de broden.
3. Mijn bakker/verkoopt/de broden.
4. Mijn/bakker/verkoopt de broden.

Zelf oefenen

Lees de zin.

Verdeel de zin in stukjes. 

Schrijf het zo:

Ik/loop/naar school.

Hij controleert tien rapporten.

Wij eten elke week pannenkoeken.

Wij bouwen mooie hutten in de tuin.

Samengestelde zinnen 1.2.1. NIEUW

Je gaat samengestelde zinnen maken met de woorden en, of, maar en want. De eenvoudigste manier om zinnen samen te voegen is door het woord en te gebruiken. Voorbeeld = Suan gaat naar Engeland en Ameer blijft thuis.  

Je kunt twee zinnen samenvoegen met of als het om een keuze gaat.
Voorbeeld = Wil je pasta eten of toch liever pizza? 

Je kunt twee zinnen samenvoegen met maar als het om een tegenstelling gaat.
Voorbeeld = Shambu wil naar de film, maar alle bioscopen zijn dicht vanwege het coronavirus. 

Je kunt ook twee zinnen samenvoegen met want als het om een oorzaak/reden gaat.
Voorbeeld = Alle scholen zijn nu dicht, want het is gevaarlijk om nog langer naar school te gaan. 

In zinnen met en, of, maar en want staan de woorden allemaal op dezelfde plaats: ze staan allemaal tussen de twee zinnen in, na de komma. (Suan gaat naar Engeland. Ameer blijft thuis --> tussen de twee zinnen in komt dus een voegwoord (en/of/maar/want).

In welke zin kun je niet het woord WANT gebruiken?

1. Ik ga naar school, want ik wil graag leren.
2. Ik wil slapen, want ik ben wakker.
3. Ik ga niet wandelen, want het regent.
4. Ik ga elke dag sporten, want ik wil fit blijven.

In welke zin kun je niet het woord MAAR gebruiken?

1. Ik wil slapen, maar het lukt me niet.
2. Ik moet naar buiten met de hond, maar ik wil niet.
3. Ik eet graag chocolade, maar dit is niet gezond.
4. Ik ga met mijn vrienden naar de film, maar we eten chips.

Bij 1 zin is het verkeerde voegwoord gebruikt. Welke zin is FOUT?

1. Mijn vriendin en ik gaan vandaag winkelen.
2. Wil je pasta eten of toch liever friet?
3. Het is mooi weer, maar de zon schijnt.
4. Wij vieren een feest, want mijn opa is jarig.

Verwerkingsopdracht

Schrijf zelf een verhaal van 8 zinnen. Gebruik in je verhaal de voegwoorden en/of/maar/want zoveel mogelijk. Je gaat een verhaal schrijven over de hele situatie waar je nu in zit. Geef ook voorbeelden van wat je nu bijvoorbeeld allemaal gaat/wil gaan doen.
Je begint het verhaal met de volgende zin: 

Ik vind het goed/niet goed dat we thuis zitten, want…

Instructie

Schrijf het verhaal op en maak daarna een foto van het verhaal. 

Upload deze bij de volgende pagina.

Schrijf het verhaal hier:

Voegwoorden

Er zijn nog veel meer voegwoorden, zoals want, omdat, enzovoorts.

Je gaat kijken naar een filmpje en tussendoor krijg je nog uitleg.

Aan het einde van het filmpje ga je zelf nog extra oefenen. 

00:12

Samengevoegde zin

Als je twee zinnen samenvoegd, dan noem je dat een samengevoegde zin. Om twee zinnen samen te kunnen voegen, heb je een voegwoord nodig. 

Bijvoorbeeld:

Ik ga vandaag niet zwemmen. Ik heb geen zin.

= Ik ga vandaag niet zwemmen, omdat ik geen zin heb. 

00:52

Omdat of daarom

Je kunt twee zinnen samenvoegen door omdat of daarom te gebruiken. 

Je geeft dan een oorzaak of reden van iets aan. 

Bijvoorbeeld:

We kwamen te laat op de afspraak, doordat het hard regende.

01:28

Zodat

Je gebruikt het voegwoord zodat als het om een gevolg gaat. 

Bijvoorbeeld:

Hij moet thuis goed oefenen voor de toets, zodat hij een voldoende gaat halen.

01:46

Terwijl, als, wanneer, toen

Deze voegwoorden gebruik je als het om tijd gaat. 

Bijvoorbeeld:

De leerlingen maken hun huiswerk, terwijl de docent de opdracht nakijkt. 

Ik leg het je uit wanneer het pauze is. 

Gaby was boos toen Ella niet naar de afspraak kwam. 

Als kun je ook gebruiken als het om een voorwaarde gaat. 

Als je jouw huiswerk goed maakt, mag je nog even tv kijken.

02:18

Hoewel

Hoewel gebruik je als het om een tegenstelling (tegenovergestelde) gaat. 

Bijvoorbeeld:

We gaan buiten sporten, hoewel het regent. 

02:48

Regel woordvolgorde

In zinnen met omdat, terwijl, toen, zodat, hoewel veranderen de woorden van plaats. De persoonsvorm (werkwoord) van de tweede zin staat aan het eind van de zin. 

Bijvoorbeeld:

Ruth komt te laat. De bus is kapot. 

Ruth komt te laat, doordat de bus kapot is. 

Zelf oefenen (volgende dia)

1. Ruud zingt. Hij staat onder de douche. 

2. Ik ben mijn portemonnee verloren. Ik kan niets kopen. 

3. De jongens gymmen. De meisjes hebben vrij.

4. Ik weet zijn naam niet. Hij woont bij mij in de straat. 

5. Ik heb meteen de politie gebeld. Ik hoorde een vreemd geluid.

Uitleg

Je ziet hier 2 zinnen staan. Maak er 1 zin van. Je mag kiezen uit de volgende voegwoorden: daardoor, als, terwijl, toen, hoewel. Kies elk woord 1 keer!

Schrijf hier de antwoorden van de vorige opdracht op.

Maak nu zelf 5 zinnen met voegwoorden. Let op hoofdletters en leestekens!

Vond je nog iets anders moeilijk van de grammatica en wil je dat extra oefenen?

1. Zinnen met die of dat en zinnen met dat en of
2. Voltooid deelwoord - t/d
3. Ik vind alles makkelijk
4. Ik vind alles moeilijk

Luisteropdracht

Luister naar het liedje. 

Welke voegwoorden hoor je?

Het zijn in totaal 6 verschillende voegwoorden.

Luister goed.

Schrijf ze op bij dia 48.

Welke 6 voegwoorden
heb je gehoord?

Wat vond je van de les?
Heb je nog vragen of iets wat je extra wilt oefenen?

Ik wil graag in de vakantie soms nog een opdracht van de juf die ik zelf kan maken.

1. Ja
2. Nee

Blijf gezond en blijf thuis, houd afstand!

Hopelijk zie ik jullie 6 mei weer:D