Uitleg lijdend voorwerp

Goedemorgen!
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Goedemorgen!

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lesdoelen


  • Weet je hoe je het lijdend voorwerp van een zin kunt vinden?
  • Eerder leerde je de persoonsvorm, het werkwoordelijk gezegde en het onderwerp van een zin vinden


Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat gaan we vandaag doen?
  • Beginnen met 5 minuten in stilte lezen
  • Herhaling persoonsvorm, onderwerp en werkwoordelijk gezegde
  • Huiswerk bespreken
  • Nieuwe uitleg: lijdend voorwerp
  • Aan de slag!

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Herhaling
Stappenplan zinsontleding:
  • Stap 1 --> Zoek de persoonsvorm in de zin
  • Stap 2 --> Verdeel de zin in zinsdelen
  • Stap 3 --> Zoek het werkwoordelijk gezegde in de zin
  • Stap 4 --> Zoek het onderwerp in de zin

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Huiswerk bespreken
Opdracht 3 --> pagina 44

Opdracht 6 --> pagina 47

Opdracht 4 en 6 --> pagina 70

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

ZINSDELEN

De meeste zinnen bevatten een persoonsvorm, een werkwoordelijk gezegde en een onderwerp.


Veel zinnen hebben ook een lijdend voorwerp.

Met het lijdend voorwerp gebeurt iets,

het 'ondergaat' wat in het gezegde staat.

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

lijdend voorwerp

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 8 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Goed om te weten
1. Er staat altijd maar 1 lijdend voorwerp in een zin

2. Een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel


Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Stap 1: werkwoordelijk gezegde zoeken.

Ik geef een cadeau.
A
ik
B
geef
C
een cadeau
D
cadeau

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Stap 2: onderwerp zoeken.

Ik geef een cadeau
A
ik
B
geef
C
een cadeau
D
cadeau

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is dan het lijdend voorwerp...?
Wie of wat geef ik?
Ik geef een cadeau.

Slide 13 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

LIJDEND VOORWERP


Tim | graaft | een kuil.


Wat graaft Tim? Tim graaft een kuil.


lijdend voorwerp = een kuil

voorbeeld 1
ow
wwgez

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

LIJDEND VOORWERP


Een speler | roept | de grensrechter.


Wie roept een speler? De speler roept de grensrechter.


lijdend voorwerp = de grensrechter

voorbeeld 2
ow
wwgez

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

LIJDEND VOORWERP


Elin | vertelt | een verhaal.


Wat vertelt Elin? Elin vertelt een verhaal.


lijdend voorwerp = een verhaal

voorbeeld 3
ow
wwgez

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

GAAT HET GOED?

Lukt het je om het

lijdend voorwerp van de zin steeds te vinden?


Heb jij vragen?

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Denk een momentje na of
je nog vragen hebt?

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Nu jij!!!

 Zoek in de volgende zinnen het lijdend voorwerp ...

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het lijdend voorwerp?

De man geeft de jongen een hand.
A
de man
B
geeft
C
de jongen
D
een hand

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het lv ?
Hij heeft het formulier verzonden.
A
hij
B
heeft verzonden
C
formulier
D
het formulier

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het lv?
Volgende week gaan we naar Frankrijk.
A
volgende week
B
gaan
C
naar Frankrijk
D
er is geen lv

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik heb gisteren een lekkere pizza gebakken.
lv=
A
een lekkere pizza
B
heb gebakken
C
ik
D
gisteren

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Maartje heeft bij de Primark een jas gekocht.
A
een jas
B
Maartje
C
bij de Primark
D
heeft gekocht

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De vermiste parkiet Pietje is na drie dagen teruggevonden
A
De vermiste parkiet Pietje
B
is teruggevonden
C
na drie dagen
D
geen lv

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanneer knap je die fiets op?

Slide 26 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

De hoge waterstand heeft grote problemen veroorzaakt.

Slide 27 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

De post brengt ons steeds vaker reclame.

Slide 28 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

We gaan in de klas het interview bekijken.

Slide 29 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarom heb je niet meteen een afspraak gemaakt?

Slide 30 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Hij heeft een voetbal gevonden.
Pv =

Slide 31 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Hij heeft een voetbal gevonden.
Ow =

Slide 32 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Hij heeft een voetbal gevonden.
Het gezegde =

Slide 33 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Hij heeft een voetbal gevonden.
Het lijdend voorwerp =

Slide 34 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan de slag

Slide 35 - Diapositive

Oefen verder met voorzetsels en andere woordsoorten in SCORE.
Zelf aan de slag
Maak de opdrachten op je werkblad

Slide 36 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Einde les

Slide 37 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions