Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 7.3 Het verhaal van de fossielen
Slide 1 - Diapositive
Doel 7.3
Je weet hoe fossielen ontstaan
Je weet hoe men de relatieve ouderdom van fossielen bepaalt
Je weet hoe men de exacte ouderdom van fossielen bepaalt
Je kent het verschil tussen analoge en homologe structuren
Slide 2 - Diapositive
Kijkopdracht
Bekijk de video. Probeer in biologisch/ evolutionair juiste termen uit te leggen wat je hebt gezien.
Spleen = milt
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Vidéo
Probeer in biologisch/ evolutionair juiste termen uit te leggen wat je hebt gezien in de video.
Slide 5 - Question ouverte
Fossielen
In oude aardlagen worden fossielen gevonden. Dit geeft inzage in soorten die miljoenen jaren geleden leefden. Fossielen ontstaan door remming afbraak door micro-organismen. Fossilisatie door:
Verstening – bedekking door zand of slik (zachte delen vergaan, onder grote druk worden de harde delen versteend)
Verdroging – in woestijnen
Kou
Lage pH en zuurstofgebrek
Opsluiten in barnsteen
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
Welke omgeving biedt de grootste kans op het ontstaan van fossielen?
A
vochtig en zuurstofrijk
B
droog en zuurstofrijk
C
vochtig en zuurstofarm
D
droog en zuurstofarm
Slide 9 - Quiz
Onderzoek
Uit fossielen kunnen onderzoekers allerlei informatie halen over het uitgestorven dier:
Hoe zag het skelet er uit (-> hoe bewoog het dier zich voort ?)
Uiterlijk (veren/ huid/ schubben)
Welke kleur hadden de veren? (microscoop)
Slide 10 - Diapositive
Gidsfossielen
Van gidsfossielen is bekend uit welke
periode ze komen.
Bijvoorbeeld Trilobieten leefden 521 tot
250 miljoen jaar geleden. Verschillende
soorten in verschillente periodes. Kom
je die in een aardlaag tegen?
-> relatieveouderdomsbepaling.
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Dateren van fossielen
Gidsfossielen – relatieve leeftijd
C-14 methode - absolute leeftijd
Slide 14 - Diapositive
C-14 methode/ koolstofdatering
Bepalen van de absolute ouderdom van fossielen aan de hand van radio-isotopen.
Isotopen: chemische elementen die zich chemisch hetzelfde gedragen maar met een verschillende atoommassa.
Slide 15 - Diapositive
C-14 methode/ koolstofdatering
Koolstof kent 3 isotopen met de atoomgewichten 12, 13 en 14.
C-12 en C-13 zijn stabiel, C-14 is niet stabiel
Slide 16 - Diapositive
C-14 methode/ koolstofdatering
C-12, C-13 en C-14 komen in een vaste verhouding voor in de atmosfeer. Levende organismen bevatte de isotopen in diezelfde verhouding doordat koolstof steeds wordt vernieuwd.
Slide 17 - Diapositive
C-14 methode/ koolstofdatering
Bij dode organismen vervalt C14 tot N14. Hierdoor verandert de verhouding C12/C14.
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Diapositive
C-14 methode/ koolstofdatering
Elke 5760 jaar is de helft van de C-14 vervallen tot N-14. De halfwaardetijd is dus 5760 jaar.
De mate van verval is te meten
door de radioactiviteit te meten.
Geschikt voor fossielen tot 60.000
jaar oud.
Slide 20 - Diapositive
BINAS Tabel 94A. Uit welke periode kunnen fossielen gedateerd worden met de C-14 methode?
A
Kwartair
B
Kwartair en Tertiair
C
Kwartair, Tertiair en Krijt
D
Kwartair, Tertiair, Krijt en Jura
Slide 21 - Quiz
Bekijk BINAS 25A. Welke isotoop is geschikt voor medisch onderzoek? (patiënt drinkt een drankje met radioactieve isotoop voor een PET-scan) het getal is het massagetal
A
Jodium (I-123)
B
Barium (Ba-144)
C
Cobalt (Co-60)
D
Koolstof (C-14)
Slide 22 - Quiz
Je zoekt in BINAS 25A de halveringstijd (halfwaardetijd) op.
I-123 = 13,2 uur
Ba-144 = 11,9 sec
Co-60 = 5,27 jaar
C-14 = 5730 jaar
En bedenk dan wat praktisch is voor het onderzoek en veilig voor de patiënt.
Slide 23 - Diapositive
U-238 methode
Voor oudere fossielen (> 10 miljoen jaar oud) is de datering met behulp van Uranium 238 mogelijk.
Halfwaardetijd =
4,46 x 109 jaar
Slide 24 - Diapositive
Verwantschap
Hoe bepaal je verwantschap tussen soorten?
Homologe organen -
overeenkomstige lichaamsbouw
(verschillende functie)
DNA
wijzen op verwantschap
gemeenschappelijke voorouder
Slide 25 - Diapositive
Homoloog
Slide 26 - Diapositive
Analoge organen
Organen met dezelfde functie
- ándere bouw
Wijzen níet op verwantschap
Slide 27 - Diapositive
Homologe organen
Analoge organen
Embryonale ontstaanswijze
gelijk
verschillend
Functie
(vaak) verschillend
gelijk
Gemeenschappelijke vooouder
JA
NEE
Slide 28 - Diapositive
Vraag 6b) blz 240 Hb en Hmp hebben een gemeenschappelijk vooroudergen. Wat is een juiste beschrijving?
A
Hb en Hc zijn homoloog,
Hb en Hmp analoog
B
Hb en Hmp zijn homoloog,
Hb en Hc analoog
C
Hc en Hmp zijn homoloog,
Hb en Hc analoog
D
Zowel Hc en Hmp als Hb en Hmp zijn analoog
Slide 29 - Quiz
Hb en Hmp hebben een gemeenschappelijk vooroudergen maar een verschillende functie en zijn dus homoloog.
Hb en Hc hebben dezelfde functie (transport van zuurstof) maar een ander bouwplan (geen gemeenschappelijk vooroudergen) en
zijn dus analoog.
Slide 30 - Diapositive
Missing links
Missing links: fossiele overgangsvorm tussen organismen (bijv. van zee naar land).
Slide 31 - Diapositive
Rudimentaire structuren
Rudimentaire structuren: structuren die hun functie