2TH Werkwoorden Les 4

Regelmatige werkwoorden
Les 4

Herhalen 
présent - imparfait - passé composé
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Regelmatige werkwoorden
Les 4

Herhalen 
présent - imparfait - passé composé

Slide 1 - Diapositive

Oefenen!
In deze les ga je herhalen wat je in de afgelopen 3 lessen hebt geleerd. 
Je mag de samenvattingen die je hebt gemaakt er ook bij houden, graag zelfs! 
Geef antwoord door in de app te typen of maak het op papier en upload een foto.

Slide 2 - Diapositive

Oefenen!
Per dia zie je 

1) een werkwoord dat je moet vervoegen in de gegeven tijd
2) een kort zinnetje dat je moet vertalen

Succes!

Slide 3 - Diapositive

Vervoeg:
DONNER - PRÉSENT

Slide 4 - Question ouverte

Vervoeg:
FINIR - PRÉSENT

Slide 5 - Question ouverte

Vervoeg:
VENDRE - PRÉSENT

Slide 6 - Question ouverte

Vervoeg:
TOMBER - IMPARFAIT

Slide 7 - Question ouverte

Vervoeg:
MORDRE - IMPARFAIT

Slide 8 - Question ouverte

Vervoeg:
REMPLIR - IMPARFAIT

Slide 9 - Question ouverte

Vervoeg:
RESTER - PASSÉ COMPOSÉ

Slide 10 - Question ouverte

Vervoeg:
PUNIR - PASSÉ COMPOSÉ

Slide 11 - Question ouverte

Vervoeg:
DESCENDRE - PASSÉ COMPOSÉ

Slide 12 - Question ouverte

Vertaal:
(donner = geven)
Zij (m) geven

Slide 13 - Question ouverte

Vertaal:
(finir = eindigen)
Jullie eindigden

Slide 14 - Question ouverte

Vertaal:
(perdre = verliezen)
Ik verloor

Slide 15 - Question ouverte

Vertaal:
(rencontrer - ontmoeten)
Wij hebben ontmoet

Slide 16 - Question ouverte

Vertaal:
(punir = straffen)
Hij straft

Slide 17 - Question ouverte

Vertaal:
(descendre - naar beneden gaan)
Wij zijn naar beneden gegaan

Slide 18 - Question ouverte

Vertaal:
(parler - praten)
Zij (m) hebben gepraat

Slide 19 - Question ouverte

Vertaal:
(choisir - kiezen)
Jij koos

Slide 20 - Question ouverte

Vertaal:
(vendre - verkopen)
U verkocht

Slide 21 - Question ouverte

Vertaal:
(rester - blijven)
Jij bent gebleven

Slide 22 - Question ouverte

Vertaal:
(rougir - blozen)
Zij bloosde

Slide 23 - Question ouverte

Vertaal:
(mordre - bijten)
Ik bijt

Slide 24 - Question ouverte

La fin!
Je hebt nu het type opdrachten gemaakt dat in de toets ook komt. 

Dan krijg je 5 tijden i.p.v. 3 tijden.

Als je nog vragen hebt, stel ze gerust!

Slide 25 - Diapositive