H6.1 Vergrotingsfactor

Statistiek
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
WiskundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Statistiek

Slide 1 - Diapositive

Programma
  1. Afspraken
  2. Herhaling theorie
  3. Zelf aan de slag
  4. Samenvatting / vragen

Slide 2 - Diapositive

Afspraken voorbereiding PPW
  1. Vandaag doet iedereen mee met de les.
  2. Laat elkaar in haar waarde, vandaag gaan we elkaar helpen.
  3. We praten niet tenzij ons iets gevraagd wordt of wanneer je je vinger op steekt.
  4. Vandaag ga je je AHÁ moment pakken.

Slide 3 - Diapositive

Herhaling theorie


Verhaal boek

Slide 4 - Diapositive

Wat is volgens jou een oppervlakte?

Slide 5 - Carte mentale

Bereken de oppervlakte:

Verhaal boek

Slide 6 - Diapositive

Bereken de oppervlakte:

Verhaal boek

Slide 7 - Diapositive

Hoe werken de maten ook al weer?
Kan Het Dametje Met De Centimeter Meten

Slide 8 - Diapositive

Wat is volgens jou een vergrotingsfactor?

Slide 9 - Carte mentale

Vergrotingsfactor
Als je iets wilt vergroten wil dit zeggen dat je ALLE maten van een figuur vergroot.

Belangrijke:
Origineel (oud) en beeld (nieuw). 
Vergrotingsfactor = lengte beeld : lengte origineel

Slide 10 - Diapositive

Voorbeeld
AB = 2 cm (origineel)
A'B' = 3 cm (beeld)

vergrotingsfactor = 3 : 2 = 1,5 


Vergrotingsfactor = lengte beeld : lengte origineel

Slide 11 - Diapositive

Vergrotingsfactor
Bereken de vergrotingsfactor. 
Het 1e plaatje is het origineel. 

4,5 : 3 = 1,5
De vergrotingsfactor is dus 1,5
Vergrotingsfactor = lengte beeld : lengte origineel

Slide 12 - Diapositive

Rekenen met een vergrotingsfactor?

Slide 13 - Carte mentale

Rekenen met vergrotingsfactor

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Verkleinen (= vergroten)
Bij het verkleinen van een figuur heb je ook te maken met een origineel en een beeld.
Om de 'vergrotings'factor te bepalen gebruik je dezelfde formule: 
beeld : origineel

4 : 8 = 0,5
Je vergrotingsfactor = 0,5

Slide 16 - Diapositive

Verkleining
In de vorige opdracht was de uitkomst 0,5.
Dit is kleiner dan 1, dat betekent dus dat de figuur kleiner wordt, dat zie je ook in het beeld.

Dus...... een verkleining noem je een vergroting, omdat de vergrotingsfactor kleiner is dan 1.

Slide 17 - Diapositive

Bij een vergrotingsfactor 3 is het beeld ........... dan het origineel?
Vul in:
A
groter
B
kleiner

Slide 18 - Quiz

Bij een vergrotingsfactor 0,7 is het beeld ........... dan het origineel?
Vul in:
A
groter
B
kleiner

Slide 19 - Quiz

Bij een vergrotingsfactor 5,1 is het beeld ........... dan het origineel?
Vul in:
A
groter
B
kleiner

Slide 20 - Quiz

Bij een vergrotingsfactor 0,8 is het beeld ........... dan het origineel?
Vul in:
A
groter
B
kleiner

Slide 21 - Quiz

Oefeningen en oefeningen boek.

Slide 22 - Carte mentale