H6.1 Vergrotingsfactor

• Wiskunde
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

Statistiek

H6.2 Oppervlakte vergroten

• De factor is 1,5
  
  
• Oppervlakte origineel = 15 cm
  
  
• Oppervlakte  vergroting = 1,5  x 15  = 33,75 cm

Oppervlakte vergroting =       vergrotingsfactor  x oppervlakte origineel

2

           2

2

2

Programma

1. Herhaling vergrotingsfactor berekenen
2. Theorie verkleiningsfactor
3. Zelf aan de slag
4. Pauze
5. Nakijken 6.1
6. Theorie 6.2
7. Zelf aan de slag

Hst 6 Vergroten en verkleinen

Gelijkvormigheid

Leerdoelen

• Je leert wat een vergrotingsfactor is
• Je leert wat een verkleiningsfactor is
• Je leert hoe je kunt rekenen met een vergrotingsfactor

Voorbeelden van vergroten en verkleinen

-mini's in supermarkt

- schaalmodellen auto's

- ?

Wat is volgens jou een vergrotingsfactor?

§6.1 Vergrotingsfactor

Als je iets wilt vergroten wil dit zeggen dat je ALLE maten van een figuur vergroot.

Belangrijke begrippen:
Origineel (oud) en beeld (nieuw). 

Vergrotingsfactor = lengte beeld : lengte origineel

Voorbeeld

AB = 2 cm (origineel)

A'B' = 3 cm (beeld)

vergrotingsfactor = 3 : 2 = 1,5 

Vergrotingsfactor = lengte beeld : lengte origineel

Hoe bereken je de vergrotingsfactor?

Wat is de vergrotingsfactor? +berekening

Vergrotingsfactor

Bereken de vergrotingsfactor. 

Het 1e plaatje is het origineel. 

4,5 : 3 = 1,5

De vergrotingsfactor is dus 1,5

Vergrotingsfactor = lengte beeld : lengte origineel

Maak opdracht 4 blz. 60 in je boek.
De vergrotingsfactor is:

1. 2,5 : 4,5 = 0,56
2. 4 : 2 = 2
3. 4,5 : 2,5 = 1,8
4. 3,7 : 6,7 = 0,56

Maak opdracht 7a op blz. 61
De vergrotingsfactor is:

1. 1,5
2. 0,67
3. 0,7
4. 2

Maak som 9 op blz. 62
De vergrotingsfactor is:

1. 7 : 3 = 2,3
2. 6,8 : 4,3 = 1,6
3. 4,3 : 6,8 = 0,6
4. 3 : 7 = 0,4

Zelf maken

Opdrachten: 4, 6, 7, 9, 10 en 13

Klaar binnen de tijd? Zet je naam op het

bord en laat het me zien:)

Samen som 14 blz. 64

Zelf som 15 blz. 64

Klaar binnen de tijd? Zet je naam op het

bord en laat het me zien:)

Verkleinen (= vergroten)

Bij het verkleinen van een figuur heb je ook te maken met een origineel en een beeld.

Om de 'vergrotings'factor te bepalen gebruik je dezelfde formule: 

beeld : origineel

4 : 8 = 0,5

Je vergrotingsfactor = 0,5

Verkleining

In de vorige opdracht was de uitkomst 0,5.

Dit is kleiner dan 1, dat betekent dus dat de figuur kleiner wordt, dat zie je ook in het beeld.

Dus...... een verkleining noem je een vergroting, omdat de vergrotingsfactor kleiner is dan 1.

Bij een vergrotingsfactor 3 is het beeld ........... dan het origineel?
Vul in:

1. groter
2. kleiner

Bij een vergrotingsfactor 0,7 is het beeld ........... dan het origineel?
Vul in:

1. groter
2. kleiner

Bij een vergrotingsfactor 5,1 is het beeld ........... dan het origineel?
Vul in:

1. groter
2. kleiner

Bij een vergrotingsfactor 0,8 is het beeld ........... dan het origineel?
Vul in:

1. groter
2. kleiner

Zelf aan de slag 

 som (14, 15, ) 17, 18, 19, 21

Klaar binnen de tijd? Zet je naam op het

bord en laat het me zien:)

Nakijken

Zet een krul bij een goed antwoord,

verbeter een fout antwoord.

Klaar? Laat het mij zien, daarna mag je pauze houden. 

Als de timer afgelopen is, is de pauze voorbij.