Straattaal

     Straattaal
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

     Straattaal

Slide 1 - Diapositive

Wat is straattaal nou
eigenlijk?

Slide 2 - Carte mentale

Achtergrond
Wikipedia:
Straattaal, een vorm van jongerentaal, is de mengtaal die jongeren van verschillende culturele en sociale achtergronden in het dagelijks leven spreken op school en op straat, naast de standaardtaal van het land waar ze wonen. Straattaal is aan het eind van de 20e eeuw ontstaan .



Slide 3 - Diapositive

Achtergrond
Eenvoudig uitgelegd:
Straattaal is een zelfgemaakte taal vol afkortingen, apptaal, schunnige woorden uit de hiphop en leentermen uit het Marokkaans, Turks, Engels en Surinaams. In Nederland is de basistaal Nederlands. Er wordt gespeeld met woorden, toon, tempo en volume.

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Lien

Waarom spreken jongeren straattaal?
  • het is een codetaal     
  • het zorgt voor verbondenheid,                                                       maar kan ook mensen uitsluiten
  • je toont bij welke groep je sociaal en geografisch hoort 
  • leuke manier om met taal te spelen > straattaal kent geen regels > heeft een hoog 'do it yourself' gehalte

Slide 6 - Diapositive

Maak zelf een kort gesprek in straattaal!

- minimaal 8 zinnen;
- Niet te grof ;)
- Twijfel je? Laat het even                  checken

Slide 7 - Diapositive

Wat betekent: 'ben broko, ah mattie?'
A
Ik ben brak, vriend
B
Ik ben blut, vriend
C
Ik ben gebroken, vriend
D
Ik ben moe, vriend

Slide 8 - Quiz

'No span, er zit nog gas in die whip.'
Wat betekent dit?
A
Geen stress, er zit nog benzine in de auto.
B
Geen zorgen, ik heb nog genoeg energie.
C
Ze is niet knap, maar heel bijdehand
D
Geen probleem, mijn blikje is nog vol.

Slide 9 - Quiz

De leraar werd 'broeia' toen zijn koffiemok werd omgestoten.
'Broeia' betekent?

A
nat
B
boos
C
bedroefd
D
blij

Slide 10 - Quiz

Als je een 'barki' hebt, heb je:
A
€50,-
B
€150
C
€100,-
D
€1000,-

Slide 11 - Quiz

Tel op! Een "doezoe" plus een "barki" plus een "donni" is...?


A
1110
B
110
C
1100
D
111000

Slide 12 - Quiz

De fietsenmaker maakte een 'fatoe'. Wat maakte de fietsenmaker?



A
een fiets
B
een grapje
C
een Facebookbericht
D
een fietsdynamo

Slide 13 - Quiz

'Mi gado, wat lekker! '
'Mi gado' betekent?
A
mijn God
B
mijn hemel
C
Indisch gerecht
D
gelukkig

Slide 14 - Quiz

'Ik beef met je peki' (Sevn Alias)
A
Ik rooster je kip
B
Ik maak ruzie met je vriend
C
Ik maak ruzie met je vrouw
D
Ik praat met je vriendin

Slide 15 - Quiz

Wat betekent het woord 'planga'?

A
blanke man
B
bril
C
gaspedaal
D
snel rijden

Slide 16 - Quiz

Wat betekent het woord 'wakka'?

A
lopen
B
liedje van Shakira
C
danspas
D
high five

Slide 17 - Quiz

Die fissa was tantoe hard, door al die dope pokoes!
A
Dat feest duurde tot laat, door al die dure drankjes!
B
Dat feest was heel leuk, door al die gave nummers!
C
Dat festival liep zo uit de hand, door al die drugs!

Slide 18 - Quiz