Unit 5) future (present simple, present continuous, going to, will, shall)

English (unit 5 - lesson 1) 
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 25 min

Éléments de cette leçon

English (unit 5 - lesson 1) 

Slide 1 - Diapositive

Lessongoals:

  • Ik kan in het Engels over de toekomst praten.

  • Ik kan hierbij de present simple, present continuous, will en going to gebruiken.

Slide 2 - Diapositive

Present simple
Regel:
Gebruik het hele werkwoord bij: I / you / we / they   -->        I work
Gebruik een –s achter het werkwoord bij: he / she / it -->    He works

Wanneer gebruik je deze tijd?
Bij dingen die volgens een vast schema gebeuren zoals (openingstijden, dienstregelingen, werk-/schoolroosters, etc.)





Slide 3 - Diapositive

The train ... at 11.45.
A
leave
B
leaves

Slide 4 - Quiz

Present continuous
Regel:                                               Am -->  I
am/is/are + werkwoord +ing           Is   -->  he / she / it
                                                          Are -->  you / we / they (meervoud)

Wanneer gebruik je deze tijd?
Bij afspraken in de toekomst waarvan tijd EN plaats al vaststaat. Dingen die gepland zijn en vrijwel zeker gaan gebeuren.





Slide 5 - Diapositive

Susan ... (have) dinner at
that new restaurant tonight.
A
am having
B
is having
C
are having

Slide 6 - Quiz

(to be) going to
Regel:                                                            Am -->  I
am/is/are + going to + hele werkwoord          Is   -->  he / she / it
                                                                        Are -->  you / we / they

Wanneer gebruik je deze tijd?
(1) Als het plan er was voor het gesprek.
(2) Voorspellingen waar wel bewijs of aanwijzing voor is (“het gaat
      regenen”: je ziet donkere wolken)





Slide 7 - Diapositive

Look at the dark clouds!
It ... (rain) soon.
A
am going to rain
B
is going to rain
C
are going to rain

Slide 8 - Quiz

Will
Regel:                                       voorbeeld:
Will + hele werkwoord               I will carry that bag for you. 


Wanneer gebruik je deze tijd?
 (1) iets (spontaan) aanbieden
 (2) beloftes, voorstellen, verzoeken en besluiten
 (3) voorspellingen waar geen bewijs voor is, gebaseerd op een mening
 (4) Bij onzekerheid over de toekomst (I think of probably)






Slide 9 - Diapositive

Will - Shall
Regel:                                     voorbeeld:
will + hele ww                          Shall I open the window for you?


Let op!
- Bij een voorstel in vraagvorm gebruik je bij de personen I & we shall.
- Geen will not maar won't 





Slide 10 - Diapositive

Will of shall?
They ... (win) the match tomorrow.

Slide 11 - Question ouverte

Will of shall?...
(help) I you with those bags?

Slide 12 - Question ouverte

Slide 13 - Diapositive

Welke vorm van de future?

The sun _______ tonight at 8:47.
A
sets
B
will set
C
is going to set
D
won't set

Slide 14 - Quiz

Welke vorm van de future?

I ...(call) you tonight. I promise.
A
am going to call
B
will call
C
call
D
call

Slide 15 - Quiz

Welke vorm van de future?

I think this shop...(go) out of business soon!
A
goes
B
will go
C
is going
D
went

Slide 16 - Quiz

Welke vorm van de future?

Of course I ....(help) you with moving out!
A
am going to help
B
help
C
helped
D
will help

Slide 17 - Quiz

Ik weet hoe ik over de toekomst moet praten .
Hierbij kan ik de verschillende vormen gebruiken.
Ja dat weet ik.
Een beetje. Ik snap sommige dingen nog niet helemaal.
Nee ik snap het helemaal niet.

Slide 18 - Sondage