Les 2 Lezen 3.3

Les 2 Lezen 3.3
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Les 2 Lezen 3.3

Slide 1 - Diapositive

Welkom H2P

Slide 2 - Diapositive

Lesdoelen
• Je leert (weer)
- wat een betogende tekst is
- argumenten herkennen
- de leesstrategie kritisch lezen toepassen
- het tekstverband oorzaak en gevolg herkennen
Je weet de planning voor de lessen tot aan TEA2

Slide 3 - Diapositive

Lesprogramma
- Welkom (5 min)
- Terugblik en huiswerk (15 min)
- Uitleg: Lezen H3.3 (10 min)
- Zelfstandig werken (25 min)
- Afsluiting

Slide 4 - Diapositive

Planning
Maandag 27 november: afronden Lezen 3.3
Maandag 4 december: oefentoets (leer alvast de toetsstof!)
Maandag 11 december: oefentoets bespreken, extra lezen / spelling oefenen

OVERZICHT MET TOETSSTOF STAAT IN TEAMS

Slide 5 - Diapositive

Betogende tekst
Mening
Argumenten 
Voorbeelden: opiniestuk, boekbespreking, klachtenbrief
Hoofdgedachte: mening (meestal gevolgd door belangrijkste argument)
Opbouw
Inleiding: onderwerp en mening daarover van schrijver
Kern: argumenten voor de mening
Slot: conclusie/ vat belangrijkste samen

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

argumentatie voor argumenten die andere argumenten verdedigen
A
want, namelijk, omdat
B
en, ook, tevens, bovendien, daarnaast, ten eerste,
C
dus, daarom, dat houdt in, concluderend, slotsom
D
om ... te, door te, opdat, door middel van, daarmee, daartoe, teneinde, met als doel

Slide 10 - Quiz

Welke signaalwoorden horen er bij een oorzaak-gevolg tekstverband?
A
doordat, daardoor, met als gevolg
B
ten eerste, daarna, vervolgens, tot slot
C
maar, echter, toch, integendeel
D
zoals, bijvoorbeeld, zo, ter illustratie

Slide 11 - Quiz

Feit
Mening
Objectief
Subjectief

Slide 12 - Question de remorquage

Een mening ondersteun je met een argument.

Wat is een synoniem voor argument?
A
Feit
B
Reden
C
Gevolg
D
Mening

Slide 13 - Quiz

Ik had twee nachten niet geslapen. Daardoor was ik ontzettend moe.
A
samenvattend tekstverband
B
opsommend tekstverband
C
tekstverband oorzaak en gevolg
D
tegenstellend tekstverband

Slide 14 - Quiz

Sleep het feit of de mening naar het juiste vakje
Feit
Mening
Het is in ons lokaal nu 19 graden Celsius.
Ik vind het hier lekker warm.
Het is hier ijskoud!
Ik heb gewoon kippenvel!

Slide 15 - Question de remorquage


Wat zijn argumenten? Argumenten zijn ...
A
Belangrijke woorden in een tekst die een verband aangeven
B
Woorden die de mening van de schrijver aangeven
C
Een onderbouwing van de reden waarom je iets doet of niet doet
D
Voorbeelden die gegeven worden in de tekst

Slide 16 - Quiz

Welk van deze signaalwoorden geeft GEEN tekstverband van oorzaak en gevolg aan?
A
zoals
B
waardoor
C
zodat
D
daardoor

Slide 17 - Quiz

Een feitelijk argument is overtuigender dan een niet-feitelijk argument.
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quiz

Veel dunne mensen hebben mijns inziens een eetprobleem.
In het reglement staat: 'Ben je te laat, meld je dan bij de conciërge.'
Merijn leest nooit de boeken die zijn moeder uit de bibliotheek haalt.
Mark had precies een half uur nodig om zijn haar in model te brengen.
Ali vindt dat Gouda een grote stad is.
feit
feit
feit
mening
mening

Slide 19 - Question de remorquage

Wat is een signaalwoord van tekstverband oorzaak/gevolg?
A
want
B
bijvoorbeeld
C
dus
D
doordat

Slide 20 - Quiz

Feit, mening of argument?

Omdat hij goede standpunten heeft.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 21 - Quiz

Feit, mening, of argument?
Chocolade is lekker.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 22 - Quiz

Sleep de woorden naar de juiste plek. Welk kenmerk hoort er bij feiten of meningen?
feiten
meningen
je kunt het controleren
is waar of niet waar
je kunt het er eens of oneens mee zijn
onderbouwt met wetenschappelijk onderzoek
is per persoon anders
objectief
onderbouwd met argumenten
wat iemand denkt of vindt
subjectief

Slide 23 - Question de remorquage

Feit, mening of argument?

Omdat ik morgen naar de tandarts moet.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 24 - Quiz

Wat voor soort argument is dit?

Ik doe liever geen eindexamen (mening), want ik kan niet goed tegen die spanning (??? argument).
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 25 - Quiz

Feit, mening of argument?

Koken is moeilijk.
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 26 - Quiz

Wat past waar? Feit of mening?
Wie rijk wil zijn, moet niet zijn vermogen vermeerderen maar zijn hebzucht verminderen. Epicurus, Grieks filosoof c.341-270 BC
Feit
Mening
Feit
Mening
Feit
Mening

Slide 27 - Question de remorquage

Doordat er een vuurwerkverbod was, was de luchtkwaliteit op nieuwjaarsdag sinds jaren niet zo goed geweest!
A
tekstverband: uitleggend
B
tekstverband: concluderend
C
tekstverband: tegenstellend
D
tekstverband: oorzaak - gevolg

Slide 28 - Quiz

Een subjectief argument is een mening.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 29 - Quiz

Een mening ondersteun je met een argument.

Wat is een synoniem voor argument?
A
Feit
B
Reden
C
Gevolg
D
Mening

Slide 30 - Quiz

Feit, mening of argument?

, want het is een veelzijdig vak.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 31 - Quiz

Huiswerk
Maak uit Talent A van Lezen 3.3: opdracht 10, 12, 13, 14, 15, 16

Slide 32 - Diapositive

Samen tekst lezen 
Maken opdracht 17, 18, 19, 20, 22 (blz. 174-181)

Slide 33 - Diapositive