Quiz Methodiek blok 4 les 5

Fin loopt het lokaal in en geeft meester een hand.

1. Subjectief
2. Objectief

Isa trekt een boos gezicht naar Eva die daarop onverschillig reageert.

1. Subjectief
2. Objectief

Je weet niet of Isa daadwerkelijk boos is, dat is een aanname.

Lars draagt een broek met vieze vlekken.

1. Subjectief
2. Objectief

Of de vlekken daadwerkelijk vies zijn dat weet je niet. 

Lucas zit tien minuten op de rand van de zandbak en kijkt naar de kinderen die op de tractor rijden.

1. Subjectief
2. Objectief

Kijk naar de afbeelding op de volgende dia. Maak één objectieve observatie en één interpretatie.

In een kwalitatieve observatie schrijf je al het gedrag op. Je wilt weten hoe dingen verlopen.

1. Juist
2. Onjuist

Als je gaat observeren, is er altijd sprake van een probleem

1. Waar
2. Niet waar

Bij een participerende observatie ben je zelf onderdeel van de situatie

1. Waar
2. Niet waar

0

Benoem wat je ziet (op papier!)

Noteer (kort) wat je gezien hebt

Waarnemen doe je met al je zintuigen. Wat zijn de 5 zintuigen?

Welke vorm van
observeren zie je in
de afbeelding hiernaast?

1. Niet-participerend
2. Participerend

Welke vorm van observeren
zie je in de afbeelding
hiernaast?

1. Participerend
2. Niet-participerend

Je krijgt een behoorlijk compleet beeld van wat er gebeurt

1. gestructureerd
2. ongestructureerd

je weet precies wat je gaat observeren

1. gestructureerd
2. ongestructureerd

Je observeert systematisch en doelgericht

1. gestructureerd
2. ongestructureerd

Kijk naar dit plaatje en beantwoord de volgende vragen

Observatie of interpretatie: Jongetje heeft chocola gepikt

1. Interpretatie
2. Observatie

Objectief of subjectief: zijn mondje en handen zitten vol met chocola

1. objectief
2. subjectief

Wat heb jij op de vorige slide gezien?