Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
lidwoord, zelfstandig naamwoord en bijvoeglijk naamwoord
Welke lidwoorden zijn er?
1 / 39
suivant
Slide 1:
Question ouverte
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 1
Cette leçon contient
39 diapositives
, avec
quiz interactifs
,
diapositives de texte
et
5 vidéos
.
La durée de la leçon est:
30 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Welke lidwoorden zijn er?
Slide 1 - Question ouverte
Lidwoorden
Het Nederlands kent drie lidwoorden:
de
,
het
en
een.
Het lidwoord staat
nooit alleen
in de zin.
Het lidwoord hoort altijd bij een ander woord:
zelfstandig naamwoord.
Slide 2 - Diapositive
Wat is een zelfstandig naamwoord?
Slide 3 - Question ouverte
Zelfstandig naamwoord
Een zelfstandig naamwoord is een woord voor iets of iemand.
Denk daarbij aan: mensen, dieren , dingen en planten.
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Vidéo
Noem allemaal een zelfstandig naamwoorden op.
Slide 6 - Question ouverte
Wat weet je van het bijvoeglijk naamwoord?
Slide 7 - Question ouverte
Het bijvoeglijk naamwoord
Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord.
Het bijvoeglijk naamwoord staat tussen het lidwoord en het zelfstandig naamwoord in.
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Vidéo
Noem allemaal een bijvoeglijk naamwoorden op
Slide 10 - Question ouverte
Hoeveel onbepaalde lidwoorden staan er in de zin:
Het huis stond in de brand.
A
0
B
1
C
2
D
3
Slide 11 - Quiz
Hoeveel bepaalde lidwoorden staan er in de zin:
De hond heeft een jongetje gebeten
A
0
B
1
C
2
D
3
Slide 12 - Quiz
Hoeveel zelfstandige naamwoorden staan er in de zin:
Mijn oude tante moet naar het ziekenhuis
A
0
B
1
C
2
D
3
Slide 13 - Quiz
Hoeveel zelfstandige naamwoorden staan er in de zin:
De appels worden geplukt door de sterke jongens
A
0
B
1
C
2
D
3
Slide 14 - Quiz
Wat is het bijvoeglijke naamwoord in de zin:
De vriendelijke tandarts liep naar de koffiekamer.
Slide 15 - Diapositive
De valse hond heeft een volwassen man gebeten.
Slide 16 - Diapositive
Het werkwoord
Een werkwoord is iets wat je doet.
voorbeeld: lopen, fietsen, springen enz.
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Vidéo
voorzetsels
Slide 19 - Carte mentale
Slide 20 - Vidéo
Oefenen
Je weet nu wat lidwoorden, zelfstandig naamwoorden, bijvoeglijk naamwoorden en werkwoorden zijn.
Ik ben benieuwd of je het nog weet.
Slide 21 - Diapositive
We gaan nu oefenen:
succes!
Slide 22 - Diapositive
De jongen is op de
fiets.
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord
Slide 23 - Quiz
Dat is een
gezond
dieet.
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord
Slide 24 - Quiz
De grote
olifant
viel op de grond.
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord
Slide 25 - Quiz
Wat is het voorzetsel in:
Jan zit op de grote stoel.
A
Jan
B
zit
C
op
D
stoel
Slide 26 - Quiz
Wat is het voorzetsel in:
Ik ga vanmiddag naar de bakker.
A
Ik
B
ga
C
naar
D
bakker
Slide 27 - Quiz
Hoeveel werkwoorden staan er in:
We lopen en fietsen naar school.
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 28 - Quiz
rode (bijvoeglijk naamwoord)
stoel (zelfstandig naamwoord)
praten (werkwoord).
Slide 29 - Question de remorquage
Op de tafel
staat
een brandende kaars.
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord
Slide 30 - Quiz
Hoeveel bijvoeglijke naamwoorden staan er in de zin:
De jongen geeft het meisje een roos.
A
0
B
1
C
2
D
3
Slide 31 - Quiz
De vork viel met een harde klap op de
stenen
vloer.
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord
Slide 32 - Quiz
De baas van het
bedrijf
woont in een villa.
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord
Slide 33 - Quiz
De
zware
doos stond in de garage.
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord
Slide 34 - Quiz
Wat zijn de zelfstandig naamwoorden in de zin:
Het broertje volgt een dieet.
A
het
B
broertje
C
volgt
D
dieet
Slide 35 - Quiz
Typ een zin met een lidwoord, zelfstandig naamwoord, werkwoord en bijvoeglijk naamwoord er in.
Slide 36 - Question ouverte
Wat voor beoordeling geef jij jezelf voor deze les?
A
onvoldoende
B
matig
C
voldoende
D
goed
Slide 37 - Quiz
Dit was het einde van de les.
We sluiten af met een grappig filmpje.
Slide 38 - Diapositive
Slide 39 - Vidéo
Plus de leçons comme celle-ci
lidwoord, zelfstandig naamwoord en bijvoeglijk naamwoord
Janvier 2021
- Leçon avec
35 diapositives
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 1
lidwoord, zelfstandig naamwoord en bijvoeglijk naamwoord
Janvier 2021
- Leçon avec
24 diapositives
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 1
lidwoord, zelfstandig naamwoord en bijvoeglijk naamwoord
Juin 2024
- Leçon avec
26 diapositives
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 1
Oefentoets taalverzorging mh1
Février 2023
- Leçon avec
35 diapositives
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
L3 Taalbeschouwing: woordleer
Janvier 2023
- Leçon avec
19 diapositives
Nederlands
Secundair onderwijs
Via Vervolg 1F Deel A Thema 1 H2 Spelling en grammatica
Août 2022
- Leçon avec
16 diapositives
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
1hm grammatica woordsoorten les 3
Avril 2021
- Leçon avec
11 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
ViaStarttaal Online - VIA Vooraf - Op weg naar 1F - Thema 2 - Gezondheid
Mars 2022
- Leçon avec
26 diapositives
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 1