1B herhaling paragraaf 1 t/m 4 Meer dan lezen

1B herhaling paragraaf 1 t/m 4 Meer dan lezen

Planning

• Stillezen
  
• Planning doornemen studiewijzer
  
• Instructie
  
• Zelfstandig werken
  
• Huiswerk controle
  
• Reflectie

Stillezen

Studieplanner

Herhaling paragraaf 1 t/m 4 Meer dan lezen

Paragraaf 1: Onbekende woorden

Paragraaf 2: Onderwerp

Paragraaf 3: Hoofdgedachte

Paragraaf 4: Tekstdoelen en tekstsoorten

Onbekende woorden

• Omschrijving
• Tegenstelling
• Synoniem
• Voorbeeld

Een synoniem is .....

1. Uitleg over de betekenis van een woord in meer dan één woord
2. Een voorbeeld van een onbekend woord
3. Een ander woord met dezelfde betekenis
4. Hetzelfde woord, maar met een andere betekenis

Linde is gek op allerlei kermisattracties: spookhuis, reuzenrad en botsauto's.

Wat zijn kermisattracties

Welke woordstrategie heb je in de vorige vraag gebruikt?

1. Ik zag een synoniem
2. Ik zag een omschrijving
3. Ik zag een voorbeeld
4. Ik zag een tegenstelling

De oud-voetballer Arjen Robben woont nu in een riante villa, maar hij groeide op in een veel kleiner huis.

Wat betekent riant?

Welke woordstrategie heb je in de vorige vraag gebruikt?

1. Ik zag een synoniem
2. Ik zag een omschrijving
3. Ik zag een voorbeeld
4. Ik zag een tegenstelling

Wat betekent vedette in de volgende zin: Hardloopster Dafne Schippers is een vedette, een beroemd persoon, die altijd voor de winst gaat.

Welke woordstrategie heb je in de vorige vraag gebruikt?

1. Ik zag een synoniem
2. Ik zag een omschrijving
3. Ik zag een voorbeeld
4. Ik zag een tegenstelling

Onderwerp

Elke tekst gaat ergens over --> het onderwerp

Het onderwerp benoem je in één of een paar woorden.

Als je het onderwerp van een tekst weet, kan je de tekst beter begrijpen (voorkennis)

Als je het onderwerp van een tekst wilt weten, hoef je niet de hele tekst te lezen. Je leest de tekst alleen oriënterend.

Hoe lees je een tekst oriënterend? Benoem de stappen.

Hoofdgedachte

Je kunt het belangrijkste van een tekst in één zin samenvatten.

Die ene zin noem je de hoofdgedachte. 

Welke vraag stel je jezelf om de hoofdgedachte te vinden?

Tekstdoelen en tekstsoorten

Elke tekst wordt geschreven met een doel: de schrijver wil iets bereiken. Er zijn vijf tekstdoelen:

• activeren
• amuseren
• informeren
• instrueren
• overtuigen

Bij ieder tekstdoel kunnen meerdere tekstsoorten horen.

Wat wil de schrijver bereiken met het tekstdoel: instrueren

1. Dat je iets wel of niet gaat doen
2. Dat je je vermaakt
3. Dat je leert hoe je iets moet doen
4. Dat je zijn mening overneemt

Wat wil de schrijver bereiken met het tekstdoel: overtuigen

1. Dat je iets wel of niet gaat doen
2. Dat je iets te weten komt
3. Dat je leert hoe je iets moet doen
4. Dat je zijn mening overneemt

Wat wil de schrijver bereiken met het tekstdoel: informeren

1. Dat je iets wel of niet gaat doen
2. Dat je iets te weten komt
3. Dat je leert hoe je iets moet doen
4. Dat je zijn mening overneemt

Wat wil de schrijver bereiken met het tekstdoel: activeren

1. Dat je iets wel of niet gaat doen
2. Dat je je vermaakt
3. Dat je leert hoe je iets moet doen
4. Dat je zijn mening overneemt

Wat wil de schrijver bereiken met het tekstdoel: amuseren

1. Dat je iets wel of niet gaat doen
2. Dat je je vermaakt
3. Dat je leert hoe je iets moet doen
4. Dat je zijn mening overneemt

Aan de slag!

Je gaat alle paragrafen herhalen door een oefentoets te maken. 

Zo kan je goed zien of je alle theorie nog weet en of je dit nog kan toepassen. 

De oefentoets staat klaar in de digitale methode