Gedicht hoofdstuk 1.

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Gedicht 1.9

Doel:

Je kunt een gedicht herkennen.

Hoe herken je een gedicht?

Gedicht 1.9

Kenmerken van gedichten:

Uiterlijke vorm: 

* de regels zijn kort.

* er staat veel wit om de regels van een gedicht.

Gedicht 1.9

Kenmerken die je vaak tegenkomt:

*  sommige woorden hebben meerdere betekenissen

* woorden worden herhaald

* opbouw in strofen --> voor en na een strofe komt een witregel.

Dat alleen

Dichter: Hans Hagen.

Blz. 43 van je boek. 

Lees het gedicht en bespreek in je groepje waar het gedicht over gaat.

Gedicht 1.9

Beantwoord nu de volgende vragen over het gedicht:

2) Welke woorden aan het eind van de regels rijmen?

3) In het gedicht worden geen leestekens gebruikt. Wat is het gevolg voor jou / jullie als lezer?

4) Het gedicht heeft veertien versregel (iedere regel is een versregel). Hoeveel zinnen heeft het?

Gedicht 1.9

Individuele opdracht:

Zoek een gedicht dat jij mooi vindt. Zoek daar een passend plaatje bij en geef aan waarom jij dit gedicht mooi vindt.

Gedicht 1.9

1) Wat is het onderwerp van het gedicht wat Hans Hagen voorleest? 

2) Hoe heeft Hans Hagen dit gedicht neergeschreven?

3) Wat is de reden van het op deze manier het gedicht schrijven? 

4) Zou het gedicht "dat alleen" uit de bundel "Hoe angst klinkt" kunnen komen? Zo ja, leg je antwoord uit. 

Gedicht 1.9

Dit was de laatste opdracht van de eerste les poëzie.

Bewaar je antwoorden en lever ze aan het einde van de lessen in.