Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
§2.7(1) Soorten klimaten
Terugkijken
Lesdoel
Instructie
Klasse!werk
Huiswerk en vooruitkijken
Slide 1 - Diapositive
Waardoor wordt de temperatuur van een plaats op aarde vooral bepaald?
A
De atmosfeer
B
De hoogte van de bergen rond een gebied
C
De ligging ten opzichte van de evenaar
D
Warme-, of koude zeestromen langs de kusten
Slide 2 - Quiz
De atmosfeer is een luchtlaag van ongeveer ..... km.
A
1
B
10
C
100
D
10.000
Slide 3 - Quiz
De neerslagkans in Nijmegen om 8:00 uur is 75%. Wat kun je zeggen over de neerslagkans in Amsterdam?
A
Die is ook 75%
B
Die is lager
C
Die is hoger
D
Niets
Slide 4 - Quiz
Welke zin over wolken is niet juist?
A
In wolken kunnen waterdruppels en ijskristallen ontstaan
B
Waterdamp ontstaat boven water, maar ook boven weilanden
C
Wolken hebben een temperatuur van rond de 4 'C
D
Wolken ontstaan omdat waterdamp verandert in waterdruppeltjes
Slide 5 - Quiz
Lesdoelen
klimaat idelen op basis van neerslag en temperatuur.
kenmerken bij verschillende klimaten
relatie klimaat en plantengroei
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Vidéo
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Diapositive
A=tropisch klimaat
Kenmerken
Het A-klimaat heeft als belangrijkste kenmerk dat het warm is. De gemiddelde temperatuur is in de koudste maand hoger dan 18 'C.
Het hele jaar door valt regen.
grafiek
Slide 10 - Diapositive
B=droog klimaat
Kenmerken
Het B-klimaat is heet en droog. In een woestijn valt minder dan 200 mm neerslag. In een steppeklimaat is dat tussen de 200 en 500 mm per jaar. De verdamping is hoog.
grafiek
Slide 11 - Diapositive
C=zeeklimaat
Kenmerken
Het C-klimaat is het gematigde zeeklimaat. De gemiddelde temperatuur in de warmste maand is meer dan 10 'C. In de koudste maand de temperatuur gemiddeld boven -3 'C en onder 18 'C.
Het hele jaar door valt er neerslag.
grafiek
Slide 12 - Diapositive
D=landklimaat
Kenmerken
Het D-klimaat is het landklimaat. De invloed van de zee is er niet, waardoor de verschillen tussen warme en koude perioden groter zijn.
De gemiddelde temperatuur in de koudste maand ligt onder -3 'C en in de warmste maand boven 10 'C.
grafiek
Slide 13 - Diapositive
E=poolklimaat
Kenmerken
Het E-klimaat is het koudste klimaat. In de warmste maand wordt het nooit warmer dan 10 'C.
Het poolklimaat vind je niet alleen bij de polen, maar ook hoog in de bergen.
grafiek
Slide 14 - Diapositive
Klasse!werk
Maak per 2-tal een collage
Kies een van de klimaatsoorten
Zoek afbeeldingen van plantengroei die bij het klimaat passen
En ook een klimaatgrafiek van het gebied
Knip en plak alles in een word-document en stuur dat naar: h.meulman@nordwincollege.nl