Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Oefenen voor de toets thema 4
Herhaling voor de toets
- Lijdend voorwerp;
- Bepaling van tijd en plaats;
- Hulpwerkwoord en zelfstandig werkwoord;
- Beeldspraak.
1 / 31
suivant
Slide 1:
Diapositive
Taal
Basisschool
Groep 7
Cette leçon contient
31 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
La durée de la leçon est:
30 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Herhaling voor de toets
- Lijdend voorwerp;
- Bepaling van tijd en plaats;
- Hulpwerkwoord en zelfstandig werkwoord;
- Beeldspraak.
Slide 1 - Diapositive
Hoe vind je het lijdend voorwerp?
Slide 2 - Question ouverte
Lijdend voorwerp
= de persoon of het ding waar iets mee wordt gedaan.
Het lijdend voorwerp doet zelf niets
Hoe vind ik een lijdend voorwerp?
wie/wat + gezegde + onderwerp?
Slide 3 - Diapositive
Heeft elke zin een lijdend voorwerp?
A
Ja
B
Nee
Slide 4 - Quiz
Wat is het lijdend voorwerp in de zin?
Mijn moeder
bakt
een ei.
Lijdend voorwerp
Slide 5 - Question de remorquage
Wat is het lijdend voorwerp in de zin?
Ik
heb
een boek
gekocht.
lijdend voowerp
Slide 6 - Question de remorquage
Wat is het lijdend voorwerp?
Sophie doet jou de groeten.
A
Geen lijdend voorwerp
B
jou
C
Sophie
D
de groeten
Slide 7 - Quiz
Wat is het lijdend voorwerp?
De hoge waterstand heeft grote problemen veroorzaakt.
Slide 8 - Question ouverte
Ik weet hoe ik het lijdend voorwerp kan vinden.
Ja
Nee
Slide 9 - Sondage
Wat is de bepaling van plaats?
Slide 10 - Question ouverte
De bepaling van plaats
- geeft aan waar iets gebeurd
Zoals:
- De keuken
- Op school
- Bij een concert
Slide 11 - Diapositive
Wat is de bepaling van tijd?
Slide 12 - Question ouverte
De bepaling van tijd
- Geeft aan wanneer iets gebeurd
Bijvoorbeeld:
- Gisteren - Volgende week
- Morgen - Over een uur
Slide 13 - Diapositive
Sleep de bepalingen naar het goede woord:
Gisteren
heeft
Duncan
de knikkers
in de pot
verstopt
Bepaling van plaats
Bepaling van tijd
Slide 14 - Question de remorquage
Sleep de bepalingen naar het goede woord:
Er valt
weinig
regen
in Marokko
tijdens de zomer
Bepaling van plaats
Bepaling van tijd
Slide 15 - Question de remorquage
Ik weet wat de bepaling van plaats en tijd is.
Ja
Nee
Slide 16 - Sondage
Wanneer er maar één werkwoord in de zin staat, dan is dat automatisch een zelfstandig werkwoord.
A
waar
B
niet waar
Slide 17 - Quiz
Zelfstandig werkwoord
Een zelfstandig werkwoord is het belangrijkste werkwoord in de zin.
Er staat altijd maar één zelfstandig werkwoord in een zin!
Heeft een zin maar één werkwoord? Dan is het
altijd
een
zelfstandig werkwoord
.
Slide 18 - Diapositive
Hulpwerkwoord
Meer werkwoorden in de zin?
Dan is er (minstens) één het hulpwerkwoord.
Het hulpwerkwoord geeft
"hulp" aan het zelfstandige werkwoord.
Het hulpwerkwoord heeft zelf
geen duidelijke betekenis.
Ik
heb
gegeten.
Dit
moet
verwijderd
worden.
Slide 19 - Diapositive
zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?
Ik heb gegeten
heb = .....
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord
Slide 20 - Quiz
Wat is het zelfstandig werkwoord?
Tijdens het concert heeft het publiek uit volle borst meegezongen.
A
concert
B
heeft
C
volle
D
meegezongen
Slide 21 - Quiz
zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?
Het eekhoorntje heeft de walnoot in een bloempot begraven.
A
heeft = zww begraven = zww
B
heeft = hww begraven = hww
C
heeft = hww begraven = zww
D
heeft = zww begraven = hww
Slide 22 - Quiz
Kan je meer zelfstandige werkwoorden in een zin hebben?
A
ja
B
nee
Slide 23 - Quiz
Ik weet hoe ik een hww en zww kan vinden.
Ja
Nee
Slide 24 - Sondage
Is beeldspraak letterlijk of figuurlijk?
A
Letterlijk. Het is echt zoals het bedoeld is.
B
Figuurlijk. Het is niet zoals het bedoeld is.
Slide 25 - Quiz
In welke zin staat beeldspraak?
A
De kinderen spelen op de grond.
B
De schat ligt diep onder de grond.
C
Dat is een schat van een kind.
D
De kinderen hebben een schat gevonden.
Slide 26 - Quiz
Welke beeldspraak komt in deze zin voor?
Oma loopt nog als een kievit.
A
Een vergelijking
B
Iets zeggen over een ding, alsof het leeft
Slide 27 - Quiz
In welke zin staat beeldspraak?
A
De bomen laten hun balderen vallen.
B
De bomen staan in het bos.
C
De bomen fluisteren haar naam.
D
De bomen worden gekapt.
Slide 28 - Quiz
Welke beeldspraak komt in deze zin voor?
De tijd vliegt voorbij.
A
Een vergelijking
B
Iets zeggen over een ding, alsof het leeft
Slide 29 - Quiz
Ik kan beeldspraak in een zin herkennen.
Ja
Nee
Slide 30 - Sondage
Na deze les denk ik dit cijfer voor de toets te halen !
0
10
Slide 31 - Sondage
Plus de leçons comme celle-ci
Neuken
Juin 2024
- Leçon avec
12 diapositives
Herhaling thema 4, les 10
Décembre 2022
- Leçon avec
34 diapositives
Begrijpend lezen
Basisschool
Groep 7
GROEP 7 Bepaling van plaats / tijd
Décembre 2021
- Leçon avec
11 diapositives
Taal
Basisschool
Groep 7,8
GROEP 7 Bepaling van plaats / tijd
il y a 2 jours
- Leçon avec
11 diapositives
Taal
Basisschool
Groep 7,8
L11 Zinsdelen
Avril 2024
- Leçon avec
49 diapositives
Nederlands
Secundair onderwijs
L17 Zinsdelen
Avril 2024
- Leçon avec
49 diapositives
Nederlands
Secundair onderwijs
Herhaling 2A Examens
Décembre 2024
- Leçon avec
34 diapositives
Nederlands
Secundair onderwijs
lesson Monday after Xmas
Octobre 2022
- Leçon avec
27 diapositives
English
Upper Secondary (Key Stage 4)